Hof van beroep van Bergen, 10 februari 2016
Een koppel Chinese restauranthouders werd vervolgd voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting en verschillende inbreuken op het sociaal strafrecht. Ze worden tevens vervolgd voor verkrachting en werving met het oog op prostitutie van een landgenote. Een derde beklaagde werd vervolgd voor verkrachting van diezelfde werkneemster.
In eerste aanleg had de correctionele rechtbank van Charleroi, in een beslissing van 21 maart 2014, de beklaagden vrijgesproken voor de tenlastelegging verkrachting omdat de beschuldigingen van het slachtoffer onvoldoende waren en geen enkel eenduidig element van schuld waren gestaafd.
De rechtbank had de beklaagden veroordeeld voor mensenhandel en inbreuken op het sociaal strafrecht: het slachtoffer werkte 6 dagen per week en minstens 10 uur per dag plus de schoonmaak van de keuken, voor een uurloon van 3,07 euro, en was bovendien gehuisvest in precaire omstandigheden.
In beroep heeft het hof het vonnis uit eerste aanleg op enkele kleinere bedenkingen na bevestigd. Zo wees het hof erop dat onder ‘werving’, ‘in dienst nemen’ moest worden verstaan. Dit impliceert niet dat de aldus in dienst genomen persoon daartoe moet worden gevraagd en sluit niet uit dat het verzoek van de in dienst genomen persoon komt.