Het hof van beroep heeft een zaak van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting van jonge Roemeense vrouwen, die de correctionele rechtbank van Antwerpen op 7 november 2018 had behandeld, opnieuw berecht.

In dit dossier werden vijf beklaagden vervolgd voor mensenhandel met verzwarende omstandigheden, namelijk leidend persoon te zijn van en deelname aan een criminele organisatie.

De hoofdbeklaagde bracht verschillende meisjes — vaak uit economisch zwakke milieus in Roemenië — over naar België met de belofte dat ze hier veel geld zouden verdienen. Eenmaal in België moesten de meisjes in de prostitutie werken via een datingwebsite. Ze werkten als escorte of in vitrines. De meisjes moesten dat vaak zonder condoom doen. Een groot deel van hun inkomen streek hij op. Hij maakte daarbij gebruik van de ‘loverboy’-techniek. De slachtoffers waren afhankelijk van de beklaagde door een combinatie van verliefdheid en angst. Hij kon bijzonder agressief en dominant uit de hoek komen. De meisjes spraken alleen Roemeens en waren ook in die zin afhankelijk van de beklaagden. Twee van de meisjes werden zwanger van de hoofdbeklaagde.

Het geld dat hij verdiende aan de meisjes maakte hij over naar Roemenië, waar hij een huis liet bouwen. Een deel ervan vergokte hij.

Hij liet zich bijstaan door vrienden en kennissen. Ook zijn vaste vriendin, die aanvankelijk zelf als slachtoffer naar België was gehaald, hielp mee de meisjes te controleren en de gelden te innen. Andere kennissen uit Roemenië kwamen naar België met hun echtgenoten en werden ook verplicht in de prostitutie te werken, terwijl de mannen hulp boden aan de hoofdbeklaagde als chauffeur en controleur van de meisjes. De vrienden en hun echtgenotes moesten een soort beschermingsgeld betalen aan de hoofdbeklaagde, naast huur.

De beklaagde verbleef afwisselend in België, Roemenië en het VK, waar hij ook banden met het prostitutiemilieu had. Toen hij in het buitenland verbleef, namen vrienden zijn taken over.

Het onderzoek werd gevoerd aan de hand van vaststellingen, gegevens verstrekt door de advertentiewebsite, een telefonieonderzoek, tapgesprekken, een financieel onderzoek, verhoren van zowel de slachtoffers als de beklaagden en huiszoekingen.

De rechtbank achtte de vijf beklaagden schuldig. De hoofdbeklaagde werd gezien als de leider van een criminele organisatie.

De hoofdbeklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar en tot een geldboete van 144.000 euro. Zijn vriendin werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en tot een geldboete van 40.000 euro. De andere beklaagden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van vier jaar en twee jaar en tot geldboetes van 32.000 euro.

Het huis in Roemenië werd verbeurdverklaard, net als verschillende voorwerpen. Voor de rechtbank was het duidelijk dat de woning gebouwd werd met de inkomsten uit de misdrijven.

Het hof van beroep heeft de schuld van de beklaagden bevestigd. Alleen voor de uitbuiting van de schoonzus van de hoofdbeklaagde werden de beklaagden vrijgesproken wegens onvoldoende aanwijzingen.

De gevangenisstraf van de hoofdbeklaagde werd verhoogd van zeven jaar naar acht jaar. De geldboete werd herleid naar 120.000 euro. De gevangenisstraffen van de twee andere beklaagden, namelijk zijn vriendin en zijn halfbroer, werden bevestigd maar ze kregen uitstel voor de helft van de straf.

Ook de verbeurdverklaring van de woning in Roemenië werd bevestigd door het hof.