Het Hof van beroep bevestigt de veroordeling voor mensenhandel, die in eerste aanleg al uitgesproken was door de correctionele rechtbank van Brussel tegen twee verdachten die verschillende werknemers in hun slagerij uitbuitten. De tenlastelegging mensenhandel wordt weerhouden voor een werknemer die zich burgerlijke partij heeft gesteld: het betreft een klusjesman die sliep in een opberghok dat verscholen zat achter een luik, zonder raam en zonder sanitaire voorzieningen. Het arbeidsritme leek in strijd met de menselijke waardigheid en de arbeidsomstandigheden waren vernederend.

Het hof wijst erop dat de omstandigheid dat de burgerlijke partij na zijn werk over een zekere bewegingsvrijheid zou beschikken, niet van dien aard was dat het misbruik waarvan hij slachtoffer was, af te zwakken.