Twee Belgen — de ex-voorzitster en de voormalige vicevoorzitter van een voetbalclub — werden vervolgd voor mensenhandel met verzwarende omstandigheden van een Nigeriaanse voetballer en voor valsheid in geschrifte en het gebruik van valse stukken. Zij werden ervan beschuldigd deze voetballer te hebben gerekruteerd, gehuisvest en opgevangen om hem aan het werk te zetten in omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid (onvoldoende loon, verbroken beloftes en inhouden van zijn paspoort). Zij zouden ook een loonfiche hebben vervalst om de indruk te wekken dat de voetballer werd betaald volgens de overeenkomst die met de voetbalclub was gesloten. Samen met de vzw die de voetbalclub beheert, werden ze eveneens vervolgd voor verschillende tenlasteleggingen inzake sociaal strafrecht die op deze voetballer betrekking hadden (geen onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, geen arbeidsongevallenverzekering, geen driemaandelijkse aangifte bij de RSZ, niet-betaling van het loon).

In 2014 vatte de voetbalclub, waarvan de spelers tot dan toe uitsluitend amateurs waren, het plan op om één of meerdere professionele spelers te rekruteren. Zo wierf de club een jonge Nigeriaanse speler aan die eerder bij andere clubs actief was geweest. De speler verbleef hier evenwel illegaal. Hij woonde bij de beklaagden thuis en kreeg wat zakgeld. In mei 2014 tekende hij bij de club zijn eerste contract als betaald voetballer. Het ging om een overeenkomst voor meerdere seizoenen, voor een brutosalaris van 4.000 euro. Hij ging terug naar Nigeria om er zijn administratieve situatie in België te regulariseren, waarna hij in november 2014 volledig legaal terugkeerde. Er zou dan een nieuwe overeenkomst met de club zijn getekend, voor een salaris van 7.000 euro bruto per maand, met een woning van de club. Hij hervatte de trainingen en de wedstrijden tussen november 2014 en januari 2015. Hij kreeg evenwel nooit de woning van de club en van zijn loon ontving hij maar een klein deel, waarbij de loonfiches door de beklaagden zouden zijn vervalst. Zo zou hij twee keer 700 euro hebben ontvangen. Bovendien was hij niet aangegeven bij de RSZ, werkte hij zonder sociale bescherming en was hij volledig afhankelijk van de beklaagden, die hem zijn paspoort hadden afgenomen. In januari 2015 zetten de beklaagden hem op straat.

De rechtbank veroordeelde de beklaagden voor alle tenlasteleggingen en stelde dat de tenlastelegging mensenhandel was bewezen. Hoewel hij in comfortabele omstandigheden was gehuisvest, oordeelde de rechtbank dat bij andere criteria sprake was van omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid: het ontbreken van een sociaal statuut, het niet-betalen van het overeengekomen loon (in casu enkele bedragen die hij had ontvangen die veel lager waren dan het loon waarop hij recht had, waardoor hij afhankelijk was van de beklaagden), het achterhouden van het paspoort. Zo bespaarden de beklaagden op de loonkosten voor de speler, terwijl ze hoopten dat de waardevolle speler de club zou doen klimmen in de stand.

De rechtbank hield ook rekening met verschillende verzwarende omstandigheden (gezag over het slachtoffer, misbruik van de kwetsbare positie, dwang (door het achterhouden van het paspoort van de speler)).

De rechtbank veroordeelde de twee beklaagden tot een gevangenisstraf van vijftien maanden met uitstel en tot een boete van 4.800 euro. Ook de vzw werd bij verstek veroordeeld tot een boete van 18.000 euro voor inbreuken op het sociaal strafrecht.

De rechtbank veroordeelde de twee beklaagden tot betaling aan de voetballer van 2.500 euro als morele schadevergoeding voor de tenlastelegging mensenhandel; en de twee beklaagden en de vzw tot betaling van één euro provisioneel voor het loonverlies en 1.500 euro als morele schadevergoeding voor het niet-naleven van de sociale wetgeving.

Er werd beroep aangetekend tegen deze beslissing.