De rechtbank oordeelde over feiten van mensenhandel door de uitbater van verschillende restaurants in Leuven en Gent. Twee slachtoffers legden belastende verklaringen af. Ze waren tewerkgesteld als kok of hulp in de zaal. Zij moesten daarbij lange werkdagen kloppen (tot 11 uren) waarvoor zij nauwelijks betaald werden. De uitbater beloofde hun verblijfspapieren te regelen en vroeg daarvoor 5.000 euro. Met een arbeidscontract hoopten ze te kunnen worden geregulariseerd, reden waarom ze niet durfden protesteren. Uiteindelijk werden hun regularisatieprocedures afgewezen.

De beklaagde werd vervolgd voor mensenhandel met als doel mensen aan het werk te zetten in omstandigheden strijdig met de menselijke waardigheid met verzwarende omstandigheden. De rechtbank achtte de feiten echter niet bewezen. Er waren onvoldoende bewijzen in het dossier dat de beklaagde de twee personen exploiteerde. Getuigenissen van andere personen die voor hem werkten, spraken de verklaringen van de slachtoffers tegen. Er waren geen vaststellingen van de Sociale Inspectie.

Deze beslissing is definitief.