In dit dossier werden een bakkerij en haar twee zaakvoeders vervolgd voor onder andere mensenhandel, illegale tewerkstelling, onopzettelijk slagen en verwondingen, schuldig verzuim en verschillende inbreuken op het sociaal strafwetboek en de welzijnsreglementering.

De zaak in Gent kwam aan het licht toen de hulpdiensten op een vroege ochtend in januari 2017 werden opgeroepen voor twee bewusteloze personen die op de parking van een supermarkt lagen. De hulpdiensten wisten op het eerste zicht niet wat er aan de hand was met de personen. Er was niemand anders in de buurt. Nadien bleek dat de twee mannen een levensgevaarlijke CO-vergiftiging hadden opgelopen. Ze waren beiden gedurende enkele dagen in levensgevaar.

Uit het politieonderzoek; ondervragingen en onderzoek van camerabeelden, bleek dat de twee mannen werknemers waren van de nabijgelegen bakkerij. Tijdens hun nachtshift werden zij bevangen door CO-gassen, veroorzaakt door de bakkersoven. Uit de camerabeelden bleek dat een van de zaakvoerders de bewusteloze mannen aangetroffen had in de bakkerij en hen naar buiten had gesleurd met behulp van een voorbijkomende klant. Ze lieten de lichamen op de parking achter terwijl de klant de hulpdiensten opbelde. Nadien maakten ze zich uit de voeten. De zaakvoerder liet na de hulpdiensten te verwittigen over wat er gebeurd was met de twee mannen. Hierdoor kregen de twee slachtoffers niet onmiddellijk de juiste verzorging.

Bij de ondervraging van de twee slachtoffers en de zaakvoerders bleek dat de twee slachtoffers illegaal waren tewerkgesteld. Ze hadden geen wettig verblijf in België en werden gerekruteerd via een circuit van illegale arbeidskrachten. Bovendien bleek uit het onderzoek van onder meer de brandweer, een deskundige en de Inspectie Toezicht Welzijn op het Werk dat de bakkersoven niet correct geïnstalleerd was. Er was onvoldoende verluchting, er waren geen schriftelijke instructies of handleiding van de oven, er was geen indienstellingsverslag van de bakoven. Er had ook geen risicoanalyse plaatsgevonden, noch werden er preventiemaatregelen genomen. Beide zaakvoeders werden over de hele lijn schuldig bevonden aan onder meer mensenhandel met het oog op economische uitbuiting.

De rechtbank achtte het uit de feiten bewezen dat de slachtoffers te werk gesteld waren in omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid. De twee slachtoffers uit Marokko werkten lange nachten 6 dagen op 7 (respectievelijk 48 uren en 54 uren per week), kregen een ontoereikende vergoeding (respectievelijk 6,1 euro en 7,5 euro per uur). Ze sliepen op een matras op de grond. De zaakvoerders lieten op amateuristische wijze een bakoven installeren, in het zwart, zonder erkende installateur, zonder keuring. De arbeidsveiligheid van de werknemers was allerminst een bezorgdheid van de zaakvoerders. En na de CO-vergiftiging werden de slachtoffers op een parking achtergelaten zonder de hulpdiensten te verwittigen over wat hen overkomen was.

Ook de verzwarende omstandigheden werden bewezen geacht door de rechtbank, nl. dat er misbruik werd gemaakt van hun kwetsbare positie en het feit dat hun leven door grove nalatigheid in gevaar was gebracht. Ze werden gerekruteerd uit een circuit van buitenlandse arbeidskrachten in irregulier verblijf, goed wetende dat precies omwille van hun precaire administratieve toestand ze bereid zouden zijn te werken aan lage lonen.

De eerste beklaagde werd ook schuldig bevonden aan schuldig verzuim. Ze werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 30 maanden en 9 maanden waarvan een deel met uitstel, en tot geldboetes van 20.800 euro. Ze kregen beiden ook een exploitatieverbod van 3 jaar. De vennootschap werd ook aansprakelijk gehouden en veroordeeld tot een geldboete van 96.000 euro, gedeeltelijk met uitstel. De sluiting werd bevolen.

Een van de slachtoffers stelde zich burgerlijke partij. Hij kreeg een provisionele schadevergoeding van 10.000 euro. Er werd een geneesheer-deskundige aangesteld om de precieze lichamelijke schade van het slachtoffer te evalueren.

Deze beslissing is definitief.