De rechtbank sprak zich uit over feiten van mensensmokkel van mensen zonder papieren naar het Verenigd Koninkrijk vanuit parkings langs snelwegen. Het onderzoek naar de feiten gebeurde via onder meer telefonieonderzoek, luchtsteun en warmtedetectie, uitlezing van gsm-toestellen en vaststellingen door de politiediensten ter plaatse.

Drie beklaagden werden vervolgd voor mensensmokkel met verzwarende omstandigheden. De eerste en tweede beklaagde werden vervolgd voor feiten in de periode december 2014-januari 2015. De derde beklaagde voor feiten van een nacht in december 2014. De feiten speelden zich af op de parking aan de E17 in Gentbrugge. De beklaagden hielpen daar mensen zonder papieren in vrachtwagens te klimmen die naar het Verenigd Koninkrijk reden. De slachtoffers betaalden een som tussen 1.500 euro en 2.200 euro. Het waren vaak Koerden, en ook Albanezen. De eerste beklaagde stuurde de tweede en derde beklaagde aan. Hij stond duidelijk in een hiërarchisch hogere positie en was de beheerder en organisator van de parking. De eerste beklaagde maakte deel uit van een veel grotere internationale mensensmokkelstructuur en ontving instructies van een Iraanse dame in Nederland. Zij zorgde ook voor de aanvoer van ‘passagiers’ die moesten gesmokkeld worden. Zij is diegene die gecontacteerd werd als het transport gelukt was. Ze werkte via verschillende tussenpersonen, allemaal smokkelaars. Zij zorgde ook voor de financiële transacties, de opbrengsten werden verdeeld onder de verschillende smokkelaars. Daarnaast was er ook een safehouse in het Brusselse waar de mensen zonder papieren bij aankomst werden opgevangen. De contacten werden vaak gelegd via een café in het Brusselse, dat diende als ontmoetingsplaats. De tweede en derde beklaagde verbleven in een chalet aan de parking gelegen. Ze vingen daar mensen zonder papieren op en voorzagen hen van voedsel en dekens in afwachting van een vrachtwagen. Ze keken uit dat er geen politie in de buurt was en kozen de vrachtwagens uit, vooral Hongaarse, op aangeven van de eerste. Ze sneden de vrachtwagens open zodat de mensen zonder papieren er konden in klimmen. De tweede beklaagde zou op een bepaald ogenblik geprobeerd hebben uit de structuur te stappen maar werd bedreigd met de dood en geslagen en met kokend water mishandeld door een van de tussenpersonen. Uit de informatie in het strafdossier blijkt dat de derde beklaagde ook wachtte op transport naar het Verenigd Koninkrijk en daarvoor diensten verleende. In totaal was er sprake van minstens elf transporten waarbij 43 slachtoffers betrokken waren.

De rechtbank achtte de feiten van mensensmokkel voor elk van de beklaagden bewezen, en ook de verzwarende omstandigheden. De rechtbank sprak zware boetes uit die werden vermenigvuldigd met het aantal slachtoffers: voor de eerste beklaagde waren dat 43 personen, voor de tweede beklaagde 37 transporten en voor de derde beklaagde drie personen. Daarnaast werd de eerste beklaagde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. Hij was in 2005 in Frankrijk al veroordeeld voor gelijkaardige feiten. De tweede beklaagde werd veroordeeld tot 18 maanden, de derde bij verstek tot één jaar. De rechtbank veroordeelde ook de verbeurdverklaring van geldsommen. Myria, dat zich burgerlijke partij stelde, kreeg een schadevergoeding van 2.500 euro.

De eerste beklaagde ging in beroep tegen het vonnis maar het hof van beroep van Gent bevestigde de beslissing van de rechtbank in een arrest van 3 november 2015.