De correctionele rechtbank van Dendermonde behandelde een zaak van mensensmokkel met betrekking tot een Ethiopische netwerk.

Vijf beklaagden stonden terecht voor mensensmokkel met verzwarende omstandigheden en voor criminele organisatie.

Sinds 1 januari 2019 werden op regelmatige tijdstippen feiten van mensensmokkel gemeld op de snelwegparking langs de E17 in Kalken. Er waren in de periode van 1 januari 2019 tot 9 mei meer dan 81 vaststellingen aangaande smokkelactiviteiten. De transitmigranten moesten tussen 600 en 1.000 euro betalen voor een smokkeltransport naar het VK. Het Maximiliaanpark in Brussel fungeerde als contactpunt. Bij het aantreffen van een groep transmigranten in de oplegger van een vrachtwagen gingen de onderzoekers over tot de uitlezing van de gsm’s. Op basis van die informatie kon worden overgegaan tot een retrobevraging en tapmaatregel op enkele nummers. Dankzij de tapmaatregelen kon ook worden bevolen tot huiszoekingen in twee woningen waar gelden werden aangetroffen. Op basis van de informatie die daaruit voortvloeide werden de vijf beklaagden geïdentificeerd.

De rechtbank acht de tenlastelegging mensensmokkel bewezen voor vier van de vijf beklaagden. Ze herkwalificeerde de tenlastelegging criminele organisatie naar een vereniging waarbij iedere protagonist de intentie had misdrijven te plegen en daarbij zijn eigen voordeel nastreefde maar met elk een specifieke rol in het systeem.

Voor het basismisdrijf mensensmokkel is het volgens de rechtbank niet vereist dat iedere medebeklaagde van elk smokkelslachtoffer persoonlijk geld heeft ontvangen. Het volstaat dat men rechtstreeks of via een tussenpersoon zijn medewerking verleent en deelneemt aan een organisatie die er de gewoonte van maakt om de bedenkelijke situatie waarin smokkelslachtoffers verkeren te misbruiken.

De rechtbank oordeelde dat de telling bij de tenlasteleggingen wees op 111 slachtoffers, maar rekent dat daarbij enkele dubbeltellingen zijn gebeurd. De rechtbank stelt dat het totale aantal slachtoffers 104 bedraagt, meer bepaald 36 minderjarige en 68 meerderjarige slachtoffers. Wel kan op basis van het strafdossier niet met zekerheid worden vastgesteld dat alle slachtoffers die als minderjarig zijn aangeduid dat ook effectief waren. De vrijspraak dringt zich dan ook op voor deze verzwarende omstandigheid. Daarentegen zijn de slachtoffers wel degelijk slachtoffers van mensensmokkel.

De rechtbank achtte de verzwarende omstandigheid over het in levensgevaar brengen van de smokkelslachtoffers bewezen. De beklaagden plaatsten de transmigranten op de parking in de laadruimte van koelwagens en bulkwagens, zonder medeweten van de vrachtwagenchauffeurs. Het is duidelijk dat een dergelijk transport niet zonder gevaar is, aangezien de illegalen tussen de lading zitten en die in het geval van een noodstop of een verkeersongeval kan verschuiven. De koelwagens werden dan weer gebruikt omdat de controle daarop minder groot was. Het gevaar voor de slachtoffers nam daardoor alleen maar toe: de temperaturen waren volstrekt ongeschikt en zelfs ronduit gevaarlijk en de zuurstof was beperkt, met verstikkingsgevaar tot gevolg. Daarenboven werden ook tijdens de hittegolf in de zomer van 2019 meerdere smokkelpogingen ondernomen. Het plaatsen van transmigranten in afgesloten vrachtwagens bij extreme temperaturen verhoogt het verstikkingsgevaar.

Het staat voor de rechtbank vast dat de eerste en de tweede beklaagde de spilfiguren zijn bij de smokkelactiviteiten waarbij de eerste beklaagde de grootste rol speelde en de tweede hem verving in het kader van zijn beurtrol ‘s nachts op de parking. Dat wordt bewezen geacht op basis van de informatie uit de tapmaatregelen, fotovoorlegging, retrobevragingen van diverse gsmnummers, verklaringen en observaties ter plaatse. Tijdens zijn verhoor beweerde de eerste beklaagde aanvankelijk louter een transitmigrant te zijn. Uit de tapmaatregel blijkt evenwel dat hij de parking als zijn territorium beschouwde en het uitgesloten was dat smokkelaars van een andere groepering op dezelfde parking actief zouden zijn geweest. Ook tijdens de opsluiting van de eerste beklaagde in het repatriëringscentrum 127bis in Steenokkerzeel hield hij dagelijks contact met de anderen om op de hoogte te blijven van de activiteiten van de smokkelbende en was hij nog altijd diegene die bepaalde wat er moest gebeuren en door wie. De eerste en de tweede beklaagde worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en vijf jaar en ook allebei tot een geldboete van 832.000 euro, waarvan het grootste gedeelte met uitstel.

Volgens de rechtbank fungeerden de derde en de vijfde beklaagden als bevoorrechte transmigranten die meehielpen met de activiteiten van de smokkelbende. In ruil voor hun hulp dienden zij het bedrag dat de transmigranten normaal betaalden aan de smokkelbende om de oversteek te kunnen maken niet te betalen.

De derde beklaagde ontkende steevast een smokkelaar te zijn en stelde alleen mee te helpen met de smokkelactiviteiten in de hoop zijn kans om op een transport te worden geplaatst te verhogen. Hij verklaarde bij zijn verhoor dat hij verbleef in een vluchtelingenkamp of soms in het Maximiliaanpark of bij families die onderdak boden aan transmigranten. Uit de tapmaatregelen blijkt dat hij toch een actieve rol speelde bij de activiteiten: hij ronselde klanten in het Maximiliaanpark, hield contact met hen, hielp ze in de vrachtwagen te verstoppen, ontving en bewaarde het betaalde smokkelgeld. Zijn rol was niet louter ondergeschikt want hij discussieerde mee over de smokkeltarieven waarbij hij de prijs wou opdrijven tot minimaal 1.000 euro en bepaalde mee de straf van smokkelslachtoffers die op eigen houtje naar de parking waren gegaan. Evengoed is van de door de verdediging aangehaalde dwang in de zin van artikel 71 SW door de onmenselijke situatie waarin hij zich bevond geen sprake volgens de rechtbank. Na afwijzing van zijn asielprocedure in Duitsland koos hij uit vrije wil om deze afwijzing te omzeilen door naar België te komen met het doel de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk te kunnen maken. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met uitstel en tot een geldboete van 296.000 euro met uitstel voor een bedrag van 196.000 euro voor een periode van drie jaar.

De vierde beklaagde ontkende een rol in de smokkelpraktijken te spelen. Zijn telefoon werd niet afgeluisterd. Er werden twee gesprekken met hem gecapteerd op oproepnummers van medebeklaagden. Hoewel dat laat uitschijnen dat hij bij de smokkel betrokken was, bestaat daarover geen zekerheid. De rechtbank spreekt de vierde beklaagde dan ook vrij op basis van gerede twijfel.

De vijfde beklaagde stelde dat de medebeklaagden en hij een groep vrienden vormden die elkaar op de parking hielpen om in een vrachtwagen te klimmen. Uit de tapmaatregelen bleek dat hij een tussenpersoon was tussen de transmigranten en de smokkelbende. Hij ging mee naar de parkings om de vrachtwagens te openen. Zijn rol wordt als bewezen geacht maar is veel beperkter dan deze van de eerste en de tweede beklaagde. Hij werd door de onderzoeksrechter vrijgelaten onder voorwaarden en in oktober 2019 gerepatrieerd naar Zwitserland. Hij wordt dan bij verstek in dit proces veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden en tot een geldboete van 208.000 euro.

Aanzienlijke bedragen die als vermogensvoordeel uit het misdrijf beschouwd worden en aangetroffen werden op de beklaagden werden verbeurdverklaard.

Deze beslissing is definitief.