Deze zaak van een carwash in de regio Ninove werd opgestart na een controle van de Sociale Inspectie, bijgestaan door de FGP en de interventiedienst van de lokale politie. Tijdens deze controle in maart 2016 werden verschillende personen aangetroffen die illegaal waren tewerkgesteld en geen geldig verblijf in België hadden. Er werden verschillende arbeidsovereenkomsten en documenten gevonden. Ook werden verschillende slaapplaatsen aangetroffen op de site van de carwash waar de werknemers verbleven. Enkele maanden later werd een huiszoeking gedaan op bevel van een onderzoeksrechter. Verschillende aanwezige personen werden ondervraagd. Een aantal personen verklaarden dat ze maar enkele uren per dag werkten tegen kost en inwoon en een klein restbedrag. Ze wasten auto’s en klusten bij. Hoewel de werkgever in orde was met een aantal documenten bleken er hiaten in hun verklaringen. Het kon onmogelijk dat met de vermelde openingsuren van de carwash (8 uur ’s morgens tot 19 uur ’s avonds) er slecht een beperkt aantal mensen een beperkt aantal uren per dag werkten. Andere werknemers verklaarden dat ze inderdaad lange dagen werkten en dat de arbeidsomstandigheden niet goed waren. Ze hadden geen pauzes of verlof en ze waren zeven dagen op zeven beschikbaar. Bovendien had de werkgever beloofd hun verblijfspapieren in orde te brengen. Door hun precaire situatie waren ze sterk afhankelijk van de goodwill van hun werkgever en helemaal niet op de hoogte van hun rechten. De wooninspectie had ook de verschillende leefruimtes onbewoonbaar verklaard.

De zaakvoerder en de vennootschap werden vervolgd voor mensenhandel en verschillende inbreuken op het sociaal strafwetboek.

De rechtbank achtte de feiten van mensenhandel met het oog op economische uitbuiting bewezen. De werknemers waren aan het werk gezet in omstandigheden strijdig met de menselijke waardigheid: het loon stond niet in verhouding met het groot aantal arbeidsuren, rustdagen ontbraken, verstrekte diensten werden niet betaald, en de werkomstandigheden waren niet conform de regelgeving op het welzijn van werknemers.

De zaakvoeder werd uiteindelijk veroordeeld tot een effectieve gevangenisstraf van 1 jaar en een geldboete van 24.000 euro (6.000 euro x vier slachtoffers) en 10 jaar ontzet uit zijn burgerlijke rechten. De vennootschap werd veroordeeld tot een geldboete van 72.000 euro (18.000 euro x vier slachtoffers) met uitstel op drie jaar.

Deze beslissing is definitief.