De zaak betreft twee beklaagden, die vervolgd werden als dader en mededader van mensenhandel en mensensmokkel. Een slachtoffer stelde zich burgerlijke partij.

Het slachtoffer werd in Benin City, Nigeria, benaderd door de zus van een van de beklaagden om te gaan werken voor haar zus in België. Eenmaal in België moest het slachtoffer haar schuld van 30.000 euro voor de overtocht terugbetalen door in de prostitutie te werken. Voor haar overtocht moest ze een voodoo-ritueel ondergaan. Ze moest een kippenlever eten en een sterke alcoholische drank drinken. Ze maakte de overtocht op een rubberboot en werd uiteindelijk gered uit zee door een Italiaans schip. Eenmaal in Italië kreeg ze instructies over hoe ze naar België moest komen. In België sliep ze tegen betaling op een zetel. Eerst werkte ze in Brussel en Antwerpen in de prostitutie. Dan werd ze verplicht in Frankrijk asiel aan te vragen onder een valse naam en moest ze de uitkering die ze daar kreeg afgeven.

Beide beklaagden verklaarden zelf de overtocht vanuit Nigeria te hebben gemaakt en werkten of werken zelf nog steeds in de prostitutie. De beklaagden werden veroordeeld voor mensenhandel en mensensmokkel en kregen gevangenisstraffen van respectievelijk vier jaar en 36 maanden, gedeeltelijk met uitstel en geldboetes van 8.000 euro. Het slachtoffer kreeg een materiele (18.150 euro) en morele (2.500 euro) schadevergoeding van 20.650 euro.

Deze beslissing is definitief.