De rechtbank spreekt zich in verzet uit over een zaak van mensenhandel in verband met een verstekvonnis van 21 maart 2017. Twee Nigeriaanse beklaagden werden bij verstek veroordeeld voor mensensmokkel en een van de beklaagden ook voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting.  

De zaak werd opgestart toen het Nigeriaanse slachtoffer zelf klacht indiende. In juni 2015 was ze vanuit Nigeria naar Europa gesmokkeld voor een bedrag van 35.000 euro. De smokkel werd vanuit Nigeria georganiseerd door de schoonbroer van de eerste beklaagde. Voorafgaand onderging ze een voodooritueel. Daarna begon de levensgevaarlijke reis die haar van Nigeria naar Europa bracht. Ze verbleef enkele weken op verschillende plaatsen in Italië om vervolgens een asielaanvraag in te dienen in Frankrijk. Daarna reisde ze door naar België.

Twee weken na haar aankomst in Antwerpen moest ze van haar ‘madam’ gaan werken in een café. Daar moest ze klanten aanspreken en overtuigen om met haar seks te hebben om zo haar schulden af te betalen. Ze moest hiervoor 100 euro per uur vragen. Het slachtoffer werkte steeds van 16 uur tot sluitingstijd en moest daarna op straat tippelen. Als ze de nacht doorbracht met een klant, mocht ze van haar ‘madam’ niet meer slapen en moest ze ’s ochtends onmiddellijk eten beginnen maken. Het eten moest ze aan twee winkels leveren, waar ze vertelde dat haar ‘madam’ haar tante was.

Uit het onderzoek bleek dat de verklaringen van het slachtoffer klopten met het retroactieve telefonieonderzoek dat werd gevoerd aan de hand van zendmastbepaling. Uit bevraging van verschillende money transmitters bleek dat de tweede beklaagde drie geldtransfers had verricht naar de man waar het slachtoffer in Italië bij verbleef. Ook had het slachtoffer opgenomen (telefoon)gesprekken verzameld op een usb-stick. Verder hadden de verschillende getuigenverklaringen een sterke bewijswaarde.

De beklaagden waren bij verstek veroordeeld tot gevangenisstraffen van dertig tot vijftig maanden en geldboetes van 1.000 euro.

Een van de beklaagden tekende verzet aan. In zijn vonnis oordeelde de correctionele rechtbank van Antwerpen opnieuw op basis van de bewijzen uit het gerechtelijk onderzoek, dat hij schuldig was aan mensensmokkel. Hij had het slachtoffer tijdens het laatste deel van haar traject naar België begeleid en stond tijdens haar reis telefonisch met haar in contact. De rechtbank bevestigde de straf maar gaf uitstel voor de tenuitvoerlegging behalve voor de termijn van de voorhechtenis.