Het gaat over een zaak van schijnzelfstandigheid in de bouwsector. Verschillende beklaagden werden vervolgd wegens huisjesmelkerij, één van hen ook voor mensenhandel. De rechtbank zal deze betichting weerhouden en wijst op de gebruikte juridische constructies (schijnzelfstandigheid).

De slachtoffers zijn Poolse arbeiders die renovatiewerken moesten uitvoeren onder het statuut van schijnzelfstandigen, zonder te beseffen wat dat inhield. Bovendien waren ze gehuisvest in erbarmelijke omstandigheden. Hun loon lag ver onder de officiële barema’s, ze werden op onregelmatige tijdstippen, of helemaal niet betaald. De rechtbank oordeelt dat de beklaagde er met die juridische constructie enkel op uit was zijn winsten te maximaliseren, en hoegenaamd geen rekening hield met de elementaire rechten van zijn naasten en met de menselijke waardigheid.

In een arrest van 6 juni 2014 bevestigde het hof van beroep van Gent – mits enkele verduidelijkingen en verbeteringen - de veroordelingen. De beklaagde die schuldig werd bevonden aan mensenhandel, werd een gevangenisstraf opgelegd van één jaar en een geldboete van 4.500 euro.