In deze zaak betreffende een Belgisch-Thaise bende werden 20 beklaagden vervolgd. De feiten deden zich voor tussen 2006-2008 in voornamelijk België en Thailand. De beklaagden werden vervolgd voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting, met de verzwarende omstandigheden dat misbruik werd gemaakt van de kwetsbare situatie van de slachtoffers, de activiteit een gewoonte was en plaats vond binnen een criminele organisatie. Daarnaast werden ze vervolgd voor het houden van een huis van ontucht en prostitutie met verzwarende omstandigheden, leiderschap en deelname aan een criminele organisatie, bendevorming, huisjesmelkerij, antiwitwaspraktijken, heling en poging tot oplichtingen. Ook het onderzoek bestond uit twee luiken, enerzijds het onderzoek naar mensenhandel en de uitbating van prostitutie en anderzijds, het financieel onderzoek, naar transacties met gestolen cheques.

De zaak kwam aan het licht toen de lokale politie begin 2008 geruchten hoorde over de uitbating van een Thais massagesalon in Wetteren dat eigenlijk een dekmantel voor prostitutie was. Enkele weken later kreeg zij bericht uit Thailand dat enkele Belgische onderdanen betrokken waren bij de uitbuiting van Thaise prostituees in België. Er werd naar aanleiding hiervan een opsporingsonderzoek gevoerd. Er werd nagegaan wie de zaakvoerder van het massagesalon was en er gebeurden observaties waaruit werd vastgesteld dat verschillenden beklaagden regelmatig aanwezig waren in het massagesalon, waaronder ook de advocaat, en dat het salon gemiddeld 30 klanten per dag ontving. Nadien werden administratieve controles uitgevoerd en een controle op vraag van de Dienst Vreemdelingenzaken. Sommige meisjes in onwettig verblijf werden daarbij aangehouden en in een gesloten centrum geplaatst. Verschillende van de slachtoffers werden ondervraagd. Ze verklaarden dat ze in Thailand gerekruteerd waren via een Thaise organisatie om naar België te komen. De meeste meisjes hadden in hun land al geldzorgen. Sommige wisten dat ze in de prostitutie zouden terecht komen. De meesten spraken enkel Thais. Ze verklaarden dat ze met een Zweeds Schengenvisum voor toeristen naar Europa waren gekomen. Eenmaal in België kregen ze te horen dat ze een schuld hadden opgebouwd van € 15.000. Dit moesten ze afbetalen door massages te geven. Ze moesten daarvan alle winsten afgeven. Op het einde als alle schulden waren afbetaald kregen ze de helft van hun inkomsten terug. Daarnaast betaalden ze wekelijk ook nog € 80 voor huur en kosten. Ze moesten € 50 per half uur massage vragen en € 80 per uur. In deze prijs was masturbatie inbegrepen. Als klanten nog verdere seksuele contacten wouden moesten ze hiervoor een meerprijs van € 50 betalen. Het geld uit de seksuele contacten mochten de meisjes houden. Het duurde op die manier twee tot drie maanden vooraleer ze hun schulden hadden afbetaald. De meisjes konden bovendien niet anders dan nog bij te verdienen met seksuele contacten om in hun dagelijkse levensonderhoud te voorzien. Ze werkten 7 op 7 en behandelden gemiddeld elk 5 klanten per dag. Ze verlieten de woning nauwelijks.

De meisjes die niet hard genoeg hun best deden of niet met een klant wilden meegaan werden bedreigd met terugsturing naar Thailand. Hoewel sommige meisjes wisten waarvoor ze naar België kwamen, voelden ze zich uitgebuit.

Het onderzoek werd gevoerd door huiszoekingen, gecombineerd met de resultaten van de telefoontaps, verklaringen, laptop analyse, een rogatoire commissie naar Thailand, etc.

De hoofdbeklaagde was de eigenlijke baas van het massagesalon. Hij had het salon opgestart met zijn echtgenote. Daarnaast was hij ook medevennoot van een Britse firma. Deze firma werd opgericht op aanraden van de boekhouders en financiële raadgevers van de beklaagde. Door de Thaise meisjes medezaakvoerders te laten maken konden ze de vreemdelingenregelgeving omzeilen. Hij had contacten met de Thaise organisatie (T.C.), waar hij de meisjes bij bestelde. Deze organisatie regelde de visa, vliegtuigtickets, paspoorten etc. Met hen had hij ook afgesproken om de schuldprijs uiteindelijk op € 15.000 vast te leggen, waarvan T.C. € 3.000 kreeg en hijzelf een winstmarge had van € 7.500. De echtgenote van de hoofdbeklaagde was op de hoogte van het reilen en zeilen van het massagesalon. De andere beklaagden moesten aan haar rapporteren bij afwezigheid van de baas in het buitenland.

De andere twee hoofdbeklaagden zorgen voor de praktische en dagelijkse organisatie van het massagesalon. Een van hen was getrouwd met een van de eerste Thaise meisjes die naar België gekomen was. Zij diende als tussenpersoon tussen de meisjes en de bazen, en gaf hen de instructies door.

Ook werden de twee boekhouders en de advocaat vervolgd. De boekhouders gaven advies rond financiële constructies van het massagesalon en waren goed op de hoogte van de activiteiten. De advocaat gaf advies rond vreemdelingenrecht en liet zich daarvoor in natura uitbetalen door diensten in het massagesalon. Bovendien ging hij langs bij de slachtoffers in de gesloten centra om hen verklaringen te ontfutselen die ze in het kader van het onderzoek hadden afgelegd tegen de beklaagden.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van seksuele uitbuiting. Het feit dat de meisjes ermee hadden ingestemd deed daar geen afbreuk aan. Ze bevonden zich in een kwetsbare positie, ze hadden geen andere keuze dan zich seksueel te laten uitbuiten. De rechtbank beoordeelde de tenlasteleggingen ten aanzien van elke beklaagde individueel. De hoofdbeklaagde en zijn echtgenote werden schuldig bevonden aan het misdrijf mensenhandel met verzwarende omstandigheden. Ook voor de twee andere hoofdbeklaagden werden de feiten voor bewezen geacht. Voor een andere beklaagde vond de rechtbank dat er onvoldoenden elementen waren om aan te tonen dat hij meer had gedaan dan louter voorbereidingshandelingen treffen en zich had teruggetrokken nog voor het misdrijf plaatsvond. Voor de beklaagde die vroeger zelf als ‘masseuse’ gewerkt had in het massagesalon meende de rechtbank dat, hoewel zij onmiskenbaar bijdroeg tot de seksuele uitbuiting, ze niet handelde met het oogmerk de masseuses uit te buiten, noch nam ze hier wetens en willens aan deel. De beklaagde verkeerde zelf nog in een kwetsbare positie ten gevolge van haar eigen precaire sociale toestand. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van morele overmacht in hare hoofde en sprak haar vrij voor het misdrijf mensenhandel. Ook de drie beklaagden in Thailand die onder de naam T. C. werkten werden schuldig bevonden aan mensenhandel. De vijf hoofdbeklaagden werden ook schuldig bevonden aan het houden van een huis van ontucht en prostitutie. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de meisjes werden gehuisvest in omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid en meende dat de hoofdbeklaagden ook schuldig waren aan huisjesmelkerij. De rechtbank oordeelde dat alle constitutieve elementen aanwezig waren om te kunnen spreken van een criminele organisatie, waarin elk beklaagde een rol had. Verschillende beklaagden werden ook schuldig geacht aan heling en de poging tot oplichting.

Hoewel het een complex dossier was met onder meer verschillende rogatoire commissies naar het VK, Nederland, Thailand, Zwitserland, Zweden en Rwanda, moest de rechtbank oordelen dat er een overschrijding was van de redelijke termijn en dat ze daar rekening mee moest houden bij de strafmaat. De hoofdbeklaagden werden veroordeeld tot respectievelijk 3 jaar met uitstel, 2 jaar met probatie-uitstel, 20 maanden met probatie-uitstel, en enkelen kregen een eenvoudige schuldverklaring. Enkel de drie Thaise vrouwelijke beklaagden achter T. C. werden bij verstek veroordeeld tot effectieve gevangenisstraffen van 2 jaar en 3 jaar en tot geldboetes.

De rechtbank sprak verschillende verbeurdverklaringen van hoge bedragen en van voertuigen uit.

Myria en enkele slachtoffers stelden zich burgerlijke partij. Myria kreeg een schadevergoeding van € 1 en de burgerlijke partijen kregen een schadevergoeding van respectievelijk € 26.000 en € 16.850, telkens het bedrag van de ‘schuldverbintenis’ en de onkosten en € 1.000 morele schade.

Zes beklaagden werden bij verstek berecht. Een op tegenspraak berechte beklaagde tekende beroep aan tegen de beslissing.