De rechtbank veroordeelt een beklaagde voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting en voor tal van inbreuken op het sociaal strafrecht tegenover een werknemer. Het slachtoffer was een werknemer, die enkele maanden lang op verschillende werven gemiddeld zo’n zeventien uur per dag moest metselen en plafonneren. Hij kreeg daar in totaal slechts 300 euro voor. De beklaagde werd ook veroordeeld voor tal van inbreuken op het sociaal strafrecht tegenover andere werknemers die op zijn werven actief waren.

De rechtbank verklaarde het verzoek om materiële schadevergoeding van de werknemer om de niet-betaling van het loon te verkrijgen ongegrond (wegens niet-aangegeven werk). Ze oordeelde dat er een onrechtmatig belang werd nagestreefd, wat in strijd is met de openbare orde.

Deze beslissing is definitief.