Twee beklaagden werden vervolgd voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting en voor diverse inbreuken op het sociaal strafrecht. Een beklaagde is vrijgesproken voor alle hem ten laste gelegde feiten. De andere beklaagde is veroordeeld voor inbreuken op het sociaal strafrecht maar vrijgesproken voor de tenlastelegging mensenhandel. Op verschillende werven van het bedrijf waarvan hij zaakvoerder was, had hij illegaal verblijvende Marokkanen als arbeiders laten werken. Die moesten vele uren werken, zonder ooit het volledige loon te ontvangen dat hen verschuldigd was. Soms moesten ze ter plaatse logeren.

Volgens de rechtbank is niet voldoende aangetoond dat de werknemers in mensonwaardige omstandigheden hebben gewerkt. Het feit dat ze vele uren moesten werken en dat ze niet het volledige loon hadden ontvangen dat hen verschuldigd was, en de niet-gedetailleerde en alleenstaande verklaring van een van de werknemers over de veiligheid op de werven van beklaagde, volstaan hier niet.

Dit vonnis is definitief op strafrechtelijk vlak terwijl er op burgerlijk vlak beroep werd aangetekend.