In deze zaak van een gewoonterechtelijk huwelijk van twee minderjarigen, waarvan het meisje jonger dan zestien jaar was, worden de ouders van deze minderjarigen o.m. vervolgd voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting, verkrachting en aanranding van de eerbaarheid met geweld en bedreigingen.

De twee families wilden een liefdesrelatie tussen hun kinderen omkaderen. De ouders van de jonge man hebben een som geld overhandigd aan de ouders van het jonge meisje. Dat bedrag was afhankelijk van het feit of het jonge meisje nog al dan niet maagd was, zoals de traditie het wil. Een feest werd georganiseerd, waarna de minderjarigen, bij de familie van de jonge man, seksuele betrekkingen hebben gehad. Het jonge meisje is toen ook ingetrokken in de familie van de jonge man. Ze moest er huishoudelijke taken verrichten, waardoor ze vaak afwezig was op school.

De rechtbank beschouwt de tenlasteleggingen van verkrachting en aanranding van de eerbaarheid als mededaders in hoofde van de ouders als gegrond, ook al hebben ze de feiten zelf niet gepleegd en ook al waren ze niet aanwezig bij het plegen ervan. De ouders hebben de relatie van hun kinderen omkaderd en hebben een evenement georganiseerd, dat moest leiden tot het consumeren van de seksuele betrekkingen. Door een kader op te leggen en door een traditie te willen naleven, oordeelt de rechtbank dat ze een bijdrage hebben geleverd en er alles hebben aan gedaan, opdat de jonge man niet zou twijfelen, of zelfs werd aangemoedigd, de eerbaarheid en maagdelijkheid van het jonge meisje te schenden.

Wat mensenhandel betreft, gaat de rechtbank ervan uit dat er wel degelijk sprake was van een overdracht van controle op het minderjarige meisje, om inbreuken van verkrachting, aanranding van de eerbaarheid met geweld en bedreigingen, en bederf van jeugd tegenover het meisje, mogelijk te maken. De overdracht van gezag bleek zowel uit de overhandiging van het geld, als uit de “verhuis” van de minderjarige naar de familie van de jonge man. Alle beklaagden waren er zich overigens van bewust dat het feestje dat was georganiseerd, zou leiden tot seksuele relaties tussen de kinderen. Het bestanddeel met het oog op het laten plegen van het misdrijf is eveneens aangetoond.

Dit vonnis is definitief.