Correctionele rechtbank van Luik, 3 februari 2021
Zes beklaagden, onder wie drie vrouwen (van wie één de ex-partner en moeder van de dochter van de hoofdbeklaagde is), werden vervolgd om op verschillende manieren betrokken te zijn geweest bij tal van tenlasteleggingen: mensenhandel van minderjarigen en volwassenen, werving met het oog op de uitbuiting van de prostitutie van minderjarigen en meerderjarigen, en bendevorming.
De hoofdbeklaagde — die de Franse nationaliteit heeft — en een andere beklaagde werden eveneens vervolgd wegens reclame voor een aanbod van diensten van seksuele aard, en samen met een andere beklaagde wegens slagen en verwondingen. De hoofdbeklaagde, die zich in staat van wettelijke herhaling bevond, werd ook beschuldigd van identiteitsdiefstal, kwaadwillige belemmering van het verkeer, illegaal vuurwapenbezit, diefstal, onbruikbaar maken van een voertuig, valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken, en gewapende weerspannigheid. Een andere beklaagde werd ook vervolgd voor de vrijheidsberoving van een slachtoffer en twee andere beklaagden voor toedekking van misdaden.
Het dossier werd opgestart toen de politie in september 2019 in een hotel in Luik een interventie moest doen na een telefoontje van het personeel dat een wapen en munitie had aangetroffen in een kamer, waarbij de gasten op de vlucht sloegen in een voertuig dat achterna werd gezeten. De inzittenden werden geïdentificeerd als een jonge Franse minderjarige vrouw — die na een melding van haar ouders als vermist geseind stond —, de hoofdbeklaagde, eveneens een Fransman, en een andere persoon die in dit dossier niet wordt vervolgd. De auto was gehuurd door laatstgenoemde en de hotelkamer door diens broer. De hoofdbeklaagde wist te ontsnappen en was naar verluidt gewond.
Het minderjarige meisje prostitueerde zichzelf via de website “quartier rouge” onder verschillende bijnamen en zou, om haar identiteit te valideren, die van haar zus hebben gebruikt die zich niet prostitueert en bij haar ouders in Frankrijk woont.
Op 15 januari 2020 kreeg de politie een melding binnen dat een jonge vrouw zich prostitueerde in een studio in Luik. Naar verluidt was het sinds enkele weken een constant komen en gaan in dat gebouw. De vrouw zou altijd vergezeld zijn geweest van minstens één van de vier personen, die zich met huurwagens verplaatsten. Ook het minderjarige Franse meisje zou zich op dat adres prostitueren. De jonge vrouwen zouden bij hun activiteiten worden begeleid door twee mannen.
De politie deed buurtonderzoeken, controleerde de website “quartier rouge” en luisterde het nummer van één van de beklaagden af. Daardoor bleek dat het minderjarige meisje een relatie had met de hoofdbeklaagde. Zij komen allebei uit dezelfde gemeente in Frankrijk. Ze zouden ook samen met een andere jonge vrouw naar het zuiden van Frankrijk zijn gereisd, waar ze hun prostitutieactiviteiten voortzetten. Na een gewelddadige ruzie op de autosnelweg op de terugweg uit Frankrijk in februari 2020 zou het minderjarige meisje naar haar familie zijn teruggekeerd en zou zij bij de Franse autoriteiten een klacht hebben ingediend tegen de hoofdbeklaagde wegens uitbuiting van prostitutie.
Later zouden nog andere jonge vrouwen worden geïdentificeerd die zich voor rekening van de beklaagden prostitueerden in hotels in het Luikse.
De hoofdbeklaagde riep verschillende procedureargumenten in, waaronder de schending van het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging, die door de rechtbank zijn verworpen.
De rechtbank veroordeelde de hoofdbeklaagde voor de meeste tenlasteleggingen inzake mensenhandel. Voor het minderjarige meisje dat zijn vriendin was, oordeelde de rechter dat de bestanddelen van deze tenlastelegging in casu aanwezig waren, aangezien het jonge meisje zonder twijfel is opgevangen, ondergebracht, vervoerd en gecontroleerd met het oog op uitbuiting van prostitutie.
Hij baseerde zich daarbij op de volgende elementen: het “nemen van controle” waarbij hij macht had over het slachtoffer en een houding aannam van emotionele verbondenheid. Het nemen van controle blijkt uit de telefoontaps, de verhoren van het slachtoffer, diverse getuigen en andere beklaagden. De ex-vriendin van de beklaagde verklaarde dat de beklaagde het jonge slachtoffer liet geloven dat hij een relatie met haar had, opdat zij zich zou prostitueren. Zij gaf hem het geld dat ze verdiende en hij huurde airbnb’s en auto’s. Hij bracht haar naar de verschillende locaties voor rendez-vous (bij klanten thuis, naar appartementen of naar hotels). Het slachtoffer werd door de beklaagde ook mishandeld.
De hoofdbeklaagde gebruikte dezelfde ronseltechniek bij andere slachtoffers, waarbij hij te werk ging via verleiding en voordeelvergelijking met andere pooiers.
De rechtbank veroordeelde ook een andere beklaagde voor een aantal tenlasteleggingen inzake mensenhandel. Hij vervoerde het Franse minderjarige meisje en regelde de huur van de kamers, zelfs al ontving hij niet rechtstreeks de opbrengsten uit het werk van het meisje. Hij stond eveneens in voor het vervoer van en het toezicht op andere jonge vrouwen.
Deze tenlastelegging gold ook voor een derde beklaagde, die eveneens jonge vrouwen rekruteerde en tot prostitutie dwong. Hij was aanwezig in de hotels en was te zien op de screenshots van het hotel. Bovendien plaatste hij advertenties op Snapchat om meerderjarige meisjes te ronselen.
De rechtbank hield niet alleen rekening met de verzwarende omstandigheden van de minderjarigheid van sommige slachtoffers en het misbruik van hun kwetsbare situatie als gevolg van hun precaire sociale situatie (alleenstaand, weggelopen, dakloos, …) maar ook met de geweldplegingen, bedreigingen en dwang waarvan er sprake was in de verhoren van sommige slachtoffers en getuigen en in de telefoongesprekken. De meisjes hadden weinig vrijheid van handelen, woonden samen met personen die hen in de gaten hielden en wisselden vaak van werkplek en woning. De rechtbank verklaarde ook de verzwarende omstandigheden van gebruikelijke activiteit en vereniging bewezen.
De rechtbank veroordeelde de mannelijke beklaagden voor de meeste tenlasteleggingen inzake werving met het oog op prostitutie. Hij herinnerde er in dat verband aan dat het aanwerven, meenemen, wegbrengen of de bewaring, zelfs met toestemming, van een persoon het materiële element van deze tenlastelegging is. Dat kan betrekking hebben op elke materiële handeling, ook het verstrekken van advies of informatie, waardoor de dader een persoon ertoe brengt zich te prostitueren. Het morele element is de intentie om een anders driften te bevredigen. Het is niet vereist dat de dader handelt met de intentie winst te maken voor zichzelf of voor een ander. Het aanwerven teneinde een anders driften te bevredigen sluit het doel om winst te maken evenwel niet uit.
Voor twee van hen hield hij ook rekening met de meeste tenlasteleggingen inzake uitbuiting van ontucht of prostitutie.
De hoofdbeklaagde werd veroordeeld voor de meeste andere tenlasteleggingen tegen hem.
De rechtbank sprak de vrouwelijke beklaagden evenwel vrij voor de tenlastelegging mensenhandel, omdat hij van oordeel was dat een vorm van dwang om toestemming te verkrijgen, misbruik van de kwetsbaarheid en een finaliteit, namelijk de seksuele uitbuiting van de jonge meisjes in kwestie, niet waren aangetoond. De rechtbank sprak hen ook vrij voor de tenlasteleggingen van aanwerving en uitbuiting van prostitutie.
De rechtbank veroordeelde de hoofdbeklaagde, die zich in staat van wettelijke herhaling bevond, tot acht jaar gevangenisstraf, tot een geldboete van 8.000 euro, vermenigvuldigd met het aantal slachtoffers (zes), zijnde 48.000 euro, tot een ontzetting uit de rechten en tot een verbeurdverklaring per forfaitair equivalent van de som van 30.000 euro.
De andere twee beklaagden werden veroordeeld tot respectievelijk twintig maanden en drie jaar, deels met uitstel en tot boetes met volledig uitstel.
Myria, dat zich burgerlijke partij had gesteld, kreeg één euro definitief.
Deze beslissing is definitief.