Drie beklaagden worden in deze zaak vervolgd voor mensenhandel met het oog op uitbuiting van prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting in de periode 2014 en 2015. Het onderzoek betreft drie jonge Nigeriaanse vrouwen die in Nigeria geronseld en naar België gebracht werden. De twee hoofdbeklaagden waren Nigeriaanse zussen. Een vierde beklaagde werd geïdentificeerd als een geldkoerier die het geld naar Nigeria versluisde. Hij werd vervolgd voor witwaspraktijken.

De smokkel naar België werd mede door een van de 4 beklaagden georganiseerd. Eenmaal toegekomen in België moesten de meisjes zich prostitueren zodat ze hun schuld van € 60.000 konden afbetalen. Het geld dat ze verdienden moesten ze bijna volledig afstaan. Zowel de meisjes als hun familie in Nigeria werden onder druk gezet door middel van voodoo-rituelen.

De rechtbank veroordeelde de drie hoofdbeklaagden voor mensenhandel met verzwarende omstandigheden, waarvan een bij verstek. De vierde beklaagde wordt veroordeeld voor witwaspraktijken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers overeenstemden en dat er ook objectieven elementen waren die hun verklaringen bevestigden, zoals telefonieonderzoek, telefoontaps, observaties, gelden die bijna wekelijks werden overgemaakt via officiële weg zoals Western Union en via onofficiële weg via koeriers. Bij huiszoekingen werden slachtoffers aangetroffen, aanzienlijke geldsommen, en documenten met betrekking tot de geldtransacties.

De twee zussen werden veroordeeld voor respectievelijk 30 en 40 maanden gevangenisstraf en een geldboete van respectievelijk € 24.000 en € 18.000. De derde beklaagde werd bij verstek veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf en een geldboete van € 6.000. De vierde tot 1 jaar gevangenisstraf en € 1.000 geldboete, gedeeltelijk met uitstel. De rechtbank verklaarde ook geldsommen verbeurd.

Beroep werd aangetekend in deze zaak.