In deze zaak werden verschillende leden van een Hongaars prostitutienetwerk vervolgd voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting, aanwerving en exploitatie van prostitutie. De feiten deden zicht voor in 2013-2014. De zaak ging aan het rollen toen de lokale politie van Gent informatie kreeg van Western Union over opvallende geldtransacties naar Hongarije. De politie onderzocht de kwestie en stelde vast dat er in het Hongaars prostitutiemilieu in Gent een bende actief was, waarbij een aantal meisjes gekoppeld werd aan bepaalde bars en aan verschillende Hongaarse mannen. Ook stelden zij nieuwe opvallende geldtransfers vast. Een van de leden kon gekoppeld worden aan een vroeger dossier van pooierschap. Via Europol kwam er bovendien een bericht binnen over een klacht van een echtgenoot van een Hongaars meisjes actief in het Gentse prostitutiemilieu. Gelet op deze informatie vroeg het parket een diepgaander onderzoek. Er werd samengewerkt met de Hongaarse autoriteiten in het kader van een JIT (Joint investigation team). Verschillende meisjes werden uitvoerig ondervraagd. Een van de meisjes had een skypegesprek opgenomen met een van de beklaagden. De politie kon dit skypegesprek opvragen en de inhoud ervan toetsen aan de verklaringen.385 Na onderzoek bleek ook dat de verschillende beklaagden Hongaarse meisjes die zich thuis in een erbarmelijke financiële en sociale situatie bevonden mee naar België lokten met de enige bedoeling hen er als prostituee te laten werken. Ze zorgden ervoor dat de vaak jonge meisjes verliefd werden op hen. Ze controleerden de meisjes, incasseerden hun geld zodat de meisjes nog zeer weinig voor zichtzelf overhielden. Bij sommige meisjes werd geweld gebruikt. De beklaagden werden internationaal geseind waarop verschillende onder hen aangehouden werden. 

Een van de beklaagde riep tijdens de procedure in dat het bewijsmateriaal verzameld in het kader van het JIT problematisch was. Maar de rechtbank heeft hem niet vervolgd.

De rechtbank achtte de tenlastelegging quasi over de hele lijn voor bewezen. De verklaringen van de slachtoffers waren bijzonder gedetailleerd, genuanceerd, coherent en consistent en dus geloofwaardig. Ook het financieel onderzoek had een en ander aan het licht gebracht. 

De beklaagden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen de een en twee jaar, en geldboetes tussen de € 3000 en € 12.000.

Beroep werd aangetekend in deze zaak.