Omzetting van de nieuwe richtlijn (EU) 2024/1712 inzake mensenhandel 2024/1
Ondanks punten van kritiek van Myria op de inhoud van de nieuwe richtlijn 2024/1712 inzake mensenhandel, die de vorige richtlijn 2011/36/EU verregaand wijzigt, moet België die uiterlijk op 15 juli 2026 hebben omgezet. Een van de aangenomen maatregelen is de uitbreiding van de definitie van mensenhandel met de uitbuiting van gedwongen huwelijken, van illegale adoptie en van draagmoederschap.
In het kader van de hervorming van het Strafwetboek is er reeds voorzien in de uitbreiding van de definitie van mensenhandel met illegale adopties en gedwongen huwelijken, die trouwens al als autonome misdrijven strafbaar zijn. België zal daar de uitbuiting van draagmoederschap nog aan toe moeten voegen.
Om te voorkomen dat het begrip mensenhandel een containerbegrip wordt, zal het van essentieel belang zijn dat de terreinactoren concrete richtlijnen krijgen over het verschil ten opzichte van de autonome misdrijven. Ook moet er worden bepaald welke profielen van slachtoffers er worden doorverwezen en opgevangen, met name in het geval van uitbuiting van illegale adoptie.
Een andere maatregel waarin de richtlijn voorziet is de verplichte strafbaarstelling van het willens en wetens gebruikmaken van de diensten die een slachtoffer van mensenhandel levert. Dat geldt voor alle vormen van mensenhandel. Voordien was een dergelijke strafbaarstelling facultatief. België had deze dan ook niet opgenomen in zijn wetgeving. Myria vraagt zich in het bijzonder af hoe België die nieuwe verplichting voor seksuele uitbuiting concreet gaat omzetten en toepassen. Hoe kan het die verplichting verzoenen met de recente hervorming van het seksueel strafrecht waarbij sommige vormen van pooierschap uit het strafrecht worden gehaald en sekswerk in een arbeidsrelatie wordt toegelaten onder bepaalde voorwaarden? Myria is van mening dat, in functie van de beschikbaarheid, de bestaande middelen prioritair moeten worden toegewezen voor de strijd tegen uitbuiters. In dat kader is het essentieel om de controles en de middelen om potentieel misbruik op te sporen te versterken. Voorts moeten klanten worden gesensibiliseerd rond mensenhandel en moeten ze worden aangemoedigd om eventueel misbruik te melden.
Tot slot is het beginsel van niet-vervolging en nietbestraffing van slachtoffers, dat uitsluitend betrekking had op criminele activiteiten, voortaan uitgebreid tot elke onwettige activiteit onder dwang. Dat geldt expliciet voor een reeks administratieve misdrijven die bijvoorbeeld verband houden met prostitutie of zwartwerk of andere handelingen die niet van strafrechtelijke aard zijn maar het voorwerp uitmaken van administratieve of financiële sancties. Ook voor dat aspect moeten magistraten en terreinactoren duidelijke richtlijnen krijgen, vooral omdat een autonome bepaling in het nieuwe Strafwetboek het niet-bestraffingsbeginsel zal regelen.