Deze zaak betrof een beklaagde, die werd vervolgd voor de uitbuiting van vier arbeiders, waarvan er één zich burgerlijke partij heeft gesteld, op verschillende werven in België waar Chinese restaurants werden gebouwd. De beklaagde wordt vervolgd voor mensenhandel en mensensmokkel, hulpverlening bij illegaal verblijf en voor verschillende inbreuken op het sociaal strafrecht.

Het dossier ging aan het rollen na vermoedens van zwartwerk in een leegstaand gebouw. Tijdens een controle op deze werf werden verschillende personen aangetroffen, onder wie drie werknemers, die over geen enkele werkuitrusting beschikten en die ter plaatse op de werf, op matrassen op de grond sliepen. Er was enkel een klein verwarmingstoestel voorzien voor een immense hangar, een noodkeuken en een douche die met recyclingmateriaal in elkaar was gestoken. Aangezien de eerste uitleg van twee van de drie werknemers uitbuiting deed vermoeden, werden ze naar een gespecialiseerd opvangcentrum overgebracht. Tijdens een verhoor dat correct verliep, vertelden ze hun parcours. Ze hadden veel geld aan een smokkelaar betaald en waren zo illegaal in België beland. Ze hadden al regelmatig werken op verschillende werven voor de beklaagde verricht. Ze deden dit al jaren en steeds in erbarmelijke omstandigheden. Zo waren ze op de werf zelf gehuisvest, of ze pendelden vanuit redelijk onbewoonbare appartementen. Hun werkuren waren zeer zwaar (9 à 10 uur per dag, 6 dagen op 7), het loon dat ze ontvingen lag de helft lager dan het in België gewaarborgde minimumloon en ze werden bovendien niet altijd betaald. Als ze hun loon al kregen, was het steeds handje contantje, zonder ontvangstbewijs.  

De verklaringen van de werknemers werden gestaafd door andere verhoren en objectieve elementen uit het dossier. Diezelfde beklaagde was overigens ook betrokken in twee andere dossiers in andere gerechtelijke arrondissementen, waarbij de modus operandi ongeveer dezelfde was.

De rechtbank veroordeelde de beklaagde bij verstek voor alle tenlasteleggingen tot een gevangenisstraf van één jaar, een geldboete van 24.000 euro en tot het storten aan de burgerlijke partij van 1 euro provisionele schadevergoeding.