In dit dossier werd een koppel ex-Joegoslaven vervolgd voor verschillende tenlasteleggingen ten opzichte van een minderjarig Macedonisch meisje, dat de facto hun schoondochter was: verkrachting met geweld van een minderjarige die toen jonger was dan 14 jaar, aanzetten tot ontucht van diezelfde minderjarige, mensenhandel met het oog op economische uitbuiting. Het echtpaar werd ook samen met hun zoon vervolgd voor onmenselijke behandeling, namelijk het Macedonische meisje te hebben meegevoerd met het oog op een gewoonterechtelijk huwelijk met hun zoon volgens de Roma-traditie. Zo werd haar elke vorm van onderwijs, individuele vrijheid of persoonlijke ontwikkeling ontnomen, waardoor ze enkel mocht schoonmaken en ze sociaal geïsoleerd is geraakt. De drie werden ook vervolgd voor aanranding van de eerbaarheid ten opzichte van deze minderjarige, die toen nog geen 16 jaar was. De zoon werd ook vervolgd voor poging tot moord, bedreigingen, vrijwillige slagen en verwondingen ten opzichte van het jonge meisje (zijn toekomstige vrouw), voor poging tot mensenhandel met het oog op economische uitbuiting en voor aanranding van de eerbaarheid tegenover een ander jong meisje, dat ook minderjarig was. Samen met zijn moeder werd hij ook vervolgd voor het niet-verlenen van hulp aan personen in nood ten opzichte van de jonge Macedonische. Via hun voogd hebben beide jonge meisjes zich burgerlijke partij gesteld.

Het dossier is aan het rollen gegaan toen de zus van de jonge man (de eerste beklaagde) de lokale politie had gebeld om tussen te komen voor feiten van slagen en verwondingen met een mes ten opzichte van een jong meisje. Ter plaatse trof de politie in een kamer de minderjarige aan, die geen Nederlands sprak en ernstige letsels had opgelopen. Onmiddellijk werd er een dokter bijgehaald. Alle betrokkenen werden daarna verschillende keren verhoord. Daarna bleek dat de messteken er gekomen waren na een woedeaanval van de jonge man, toen hij van het jonge meisje vernam dat ze hem met de vader van die laatste (de derde beklaagde) bedroog. In het verleden hadden ze al vaak ruzie gemaakt omdat de jonge man een ander liefje zou hebben gehad, dat hij van Duitsland naar België had laten komen (het andere slachtoffer waarvan sprake).

Het jonge meisje bleek al drie jaar bij haar schoonfamilie te wonen. Zij was op 12-jarige leeftijd volgens de Romatraditie met de verdachte getrouwd, met toestemming van haar vader en van de ouders van de beklaagde. Ze hadden volledige geslachtsgemeenschap en ze had al twee miskramen gehad. Ze wilde niet dat de beklaagde in de gevangenis belandde, maar ze wilde ook niet met hem trouwen omdat ze bang voor hem was. Ze ging nooit naar school en moest alle huishoudelijke taken doen (behalve koken). Zij werd herhaaldelijk misbruikt door haar schoonvader, de vader van de beklaagde, de derde beklaagde.

De rechtbank herkwalificeerde de tenlastelegging poging tot moord in vrijwillige slagen en verwondingen voor de jonge man, de eerste beklaagde en veroordeelde hem ook voor bedreigingen, het niet-verlenen van hulp aan personen in nood en vrijwillige slagen en verwondingen.

Op basis van de vaststellingen van de verbalisanten en van de verschillende verklaringen veroordeelde de rechtbank de schoonouders voor mensenhandel: het jonge meisje werd naar België gebracht om er aan hun zoon te worden uitgehuwelijkt, vervolgens moest ze huishoudelijk werk verrichten in plaats van naar school te gaan en deel te nemen aan activiteiten die binnen de normale ontwikkeling van een jong meisje van haar leeftijd kaderen. De rechtbank wees er in dit verband op dat dit werk binnen omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid werd verricht en dat het feit dat ze zich niet over haar lot had beklaagd irrelevant was, net zo min als de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld.

De schoonouders werden daarentegen vrijgesproken van de tenlastelegging aanranding van de eerbaarheid, de jonge man werd er wel voor veroordeeld. De rechtbank sprak de schoonouders ook vrij voor de tenlastelegging verkrachting maar veroordeelde hen wel voor aanzetting tot ontucht.

Hij oordeelde bovendien dat niet was voldaan aan de bestanddelen van de tenlastelegging onmenselijke behandeling en sprak daarom zowel de schoonouders als de jonge man daarvoor vrij. Door een gebrek aan overtuigende en objectieve elementen heeft de rechtbank de jonge man ook vrijgesproken voor de tenlastelegging poging tot mensenhandel ten opzichte van het andere jonge meisje en voor aanranding van de eerbaarheid ten opzichte van datzelfde jonge meisje.

De rechtbank veroordeelde de jonge man voor poging tot moord (geherkwalificeerd in vrijwillige slagen en verwondingen), bedreigingen en het niet-verlenen van hulp aan personen in nood tot een gevangenisstraf van vijftien maanden en een boete van 600 euro en voor de aanranding van de eerbaarheid en de slagen en verwondingen tot een gevangenisstraf van twee jaar. De beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, evenwel gekoppeld aan een probatie-uitstel en een boete van 600 euro.

De rechtbank veroordeelde de derde beklaagde tot een gevangenisstraf van 30 maanden, ook gekoppeld aan een probatie-uitstel en een boete van 600 euro. De rechtbank veroordeelde de jonge man tot betaling aan het jonge Macedonische meisje van een schadevergoeding van 10.000 euro en de twee andere beklaagden elk tot betaling aan het meisje van een schadevergoeding van 2.500 euro. De burgerlijke partijstelling van het andere slachtoffer daarentegen werd als niet-gegrond verklaard, aangezien de beklaagde voor de desbetreffende tenlasteleggingen werd vrijgesproken.