Er blijkt uit deze uitspraak hoe sommige Nigeriaanse netwerken hun eigen systeem voor geldoverdracht hebben.

In dit dossier van seksuele uitbuiting worden zes verschillende beklaagden vervolgd voor mensenhandel met verzwarende omstandigheden, seksuele uitbuiting van zowel minderjarige als meerderjarige slachtoffers, bendevorming en witwaspraktijken. Het gerechtelijk onderzoek had een netwerk in kaart gebracht dat jonge meisjes vanuit Nigeria naar België smokkelde om ze in de prostitutie te laten werken. De hoofdbeklaagde werd onder anderen geholpen door haar moeder in Nigeria en haar broer. De moeder ronselde jonge meisjes onder het mom dat ze in België zouden kunnen studeren of werken als kinderoppas. Voor hun vertrek moesten ze voodoo-rituelen ondergaan, waarmee nadien weerspannige meisjes en hun families konden worden bedreigd.

De meisjes werden via Nigeria en Niger naar Libië gesmokkeld waar ze op bootjes gezet werden richting Italië. De tocht over de Middellandse zee was levensgevaarlijk. Een slachtoffer vertelde dat het bootje water begon te maken en ze gered werd op volle zee door de Italiaanse kustwacht. Eenmaal toegekomen in Italië kwamen ze in vluchtelingenkampen terecht waar ze werden opgepikt en naar Belgje gebracht. In België werd hen verteld dat zij een schuld hadden opgebouwd van € 35.000 die ze moesten terugbetalen via prostitutie. Vaak werden ze ook geleverd aan andere Nigeriaanse ‘madammen’ die de meisjes besteld hadden. De meisjes moesten al hun opbrengsten afgeven. Als ze niet gehoorzaamden of te weinig opbrachten, werd geweld gebruikt of werden ze via voodoo bedreigd.

Het geld dat de meisjes binnenbrachten werd via een vennootschap en via het systeem van de ‘Black Western Union’ overgemaakt naar Nigeria. Om de officiële geldtransfertmaatschappijen te vermijden maakte het Nigeriaanse criminele milieu gebruik van een eigen transfertsysteem, dat geen sporen achterliet, om cash-geld over te maken aan de begunstigden in Nigeria. Het geld werd afgegeven in een ‘shop’ die ook dienst deed als kapperszaak. Er werd daar nota genomen van de te verzenden bedragen en men deelde de geldende wisselkoersen mee. Dit geld werd dan op zeer regelmatige tijdstippen, quasi maandelijks, door enkele beklaagden, verborgen in bagage, naar Nigeria gebracht. In Nigeria runde een van de beklaagden een winkel/bureau waar de begunstigden hun bedragen konden komen afhalen mits betaling van een commissie van 10% op het verzonden bedrag. Het geld verdiend door de uitbuiting van prostitutie werd door beklaagden witgewassen door er huizen te kopen en te verbouwen.

De rechtbank achtte de meeste feiten voor bewezen. Het strafdossier bestond uit verschillende geloofwaardige verklaringen van slachtoffers en de inhoud van talrijke tapgesprekken. De rechtbank oordeelde dat zowel het materiele als het morele bestanddeel van het misdrijf mensenhandel aanwezig waren. Ook de verzwarende omstandigheden werden weerhouden, namelijk dat het misdrijf gepleegd was ook ten aanzien van minderjarige meisjes, er misbruikt werd gemaakt van de kwetsbare toestand van de slachtoffers, er gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, de criminele activiteit een gewoonte was en de beklaagden het misdrijf pleegden als een criminele organisatie.

De rechtbank veroordeelde de beklaagden tot gevangenisstraffen tussen de 40 maanden en de 6 jaar, en geldboetes tussen € 12.000 en € 108.000. Er werden ook grote geldsommen verbeurd verklaard.

Myria en een slachtoffer stelden zich burgerlijke partij. Myria kreeg een morele en materiele schadevergoeding van € 1.500. Het slachtoffer kreeg een materiele schadevergoeding van € 200 en een morele schadevergoeding van € 2.500.

Dit vonnis is definitief.