De arbeidsrechtbank van Brussel moest zich buigen over een zaak van huishoudelijk werk bij een voormalig diplomaat en zijn echtgenote. Een werkneemster is verschenen door bemiddeling van haar vakbondsafgevaardigde. Ze had haar vroegere werkgevers, een intussen gescheiden Marokkaans koppel, gedagvaard om hen te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding voor een bedrag gelijk aan haar achterstallige loon en van een som van 2.500 euro ex aequo et bono als vergoeding voor de schade veroorzaakt door het misdrijf mensenhandel.

Ten tijde van de feiten was de echtgenoot viceconsul bij de Marokkaanse ambassade te Brussel. Via de zuster van de echtgenote was de werkneemster gevraagd om voor de kinderen van het koppel (onder wie één autistisch kind) te komen zorgen, voor een aangekondigd loon van 150 euro per maand. Eerst had ze een speciaal paspoort gekregen. Ze leefde in het gezin waar ze instond voor de kinderen, het huishouden, het eten klaarmaken, de was en de strijk. Haar werkgever had in België de eerste stappen gezet bij de Belgische dienst Protocol van Buitenlandse Zaken, om voor haar een bijzonder verblijfsdocument te regelen. Dit werd geweigerd omdat viceconsuls niet voor dat soort privileges in aanmerking komen. De werkneemster had vervolgens een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, wat haar is geweigerd (geen uitzonderlijke omstandigheden die rechtvaardigen dat dit verzoek in België wordt geformuleerd). Daarop heeft ze bij de Sociale Inspectie een klacht ingediend om de omstandigheden aan te klagen waarin ze was tewerkgesteld en om in aanmerking te kunnen komen voor het statuut van slachtoffer van mensenhandel.

De arbeidsauditeur had de Dienst Vreemdelingenzaken erover ingelicht dat zijn ambt een gunstig advies uitbracht om de werkneemster het slachtofferstatuut toe te kennen. Het dossier was immers geseponeerd omdat haar werkgever op dat ogenblik diplomatiek onschendbaar was en dus niet strafrechtelijk kon worden vervolgd.

Als diplomatiek ambtenaar en familielid van een diplomaat riepen de werkgevers de immuniteit van rechtsvervolging in, waardoor de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren. Na een gedetailleerd onderzoek van de Conventie van Wenen en van de periodes tijdens dewelke de werkgever (en zijn echtgenote) onschendbaar waren, heeft de rechtbank de exceptie van onbevoegdheid verworpen. Het is immers op het ogenblik waarop de rechtbank een uitspraak doet dat ze moet nagaan of de hoven en rechtbanken bevoegd zijn om kennis te nemen van een vordering en niet op het ogenblik waarop de dagvaarding werd betekend. In casu waren de werkgevers naar Marokko teruggekeerd en was de echtgenoot niet langer diplomaat. Net zo min als zijn (ex-)echtgenote kon hij nog langer aanspraak maken op onschendbaarheid.

De rechtbank heeft geoordeeld dat mensenhandel was aangetoond: terwijl de werkneemster zich aanvankelijk enkel met de kinderen van het koppel moest bezighouden, moest ze uiteindelijk ook het huishouden en de boodschappen doen, eten klaarmaken, de was en de strijk doen. Ze sliep in de kamer van de kinderen. Ze kreeg 150 euro per maand, sociale dekking had ze niet en ze moest steeds beschikbaar zijn. Een uurrooster had ze ook niet en haar bewegingsvrijheid was zeer beperkt. De rechtbank heeft er in dit verband op gewezen dat het al dan niet afnemen van het paspoort van de werkneemster bij haar aankomst en het verbod dat ze al dan niet had gekregen om het appartement te verlaten, nog geen noodzakelijke omstandigheden vormden om van het misdrijf mensenhandel te kunnen spreken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de werkneemster door de betrokkenen was aangeworven, gehuisvest en opgevangen om haar te doen werken in omstandigheden die in strijd waren met de menselijke waardigheid.

De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding voor mensenhandel ontvankelijk en gegrond verklaard. Ze heeft de werkneemster daarom de gevraagde morele schadevergoeding toegekend. De rechtbank heeft overigens ook de heropening van de debatten gevraagd zodat de werkneemster het bedrag van het achterstallige loon kon berekenen waarop ze aanspraak kan maken onder de vorm van een schadevergoeding. En dit rekening houdend met de gepresteerde uren zoals berekend door de rechtbank en om haar vroegere werkgevers de mogelijkheid te bieden over de aldus uitgevoerde berekeningen te debatteren.

Beroep is aangetekend door één van de ex-werknemers.