De rechtbank heeft twee beklaagden, twee Turkse broers, veroordeeld voor mensenhandel en mensensmokkel, en voor hulpverlening bij illegaal verblijf en verschillende inbreuken op het sociaal strafrecht tegenover verschillende werknemers die ze in hun bakkerij uitbuitten. Behalve een winkel hadden ze ook een leveringsdienst op andere verkooppunten. De werknemers moesten 2.000 à 2.400 broden per nacht bakken.

Vier slachtoffers, van wie twee minderjarige rechthebbenden van een overleden werkneemster, hebben zich burgerlijke partij gesteld.

Op de verdieping beschikten de beklaagden over ongezonde woningen, die de burgerlijke partijen tegen een maandelijkse huurprijs van 400 euro mochten gebruiken. Ze sliepen met vier in een ruimte boven een meelsilo, een bed hadden ze niet en de matras hadden ze de dag van de ophaling van het groot huisvuil op trottoir gevonden. Zowel op vlak van netheid als van hygiëne waren de woonomstandigheden zo smerig dat de schoenzolen door de smerigheid aan de vloer bleven plakken. Om de burgerlijke partijen nog afhankelijker te maken, hielden de beklaagden het bedrag van de huurprijs af van hun magere loon. Ook de aankopen van brood en andere benodigdheden die de slachtoffers deden in een aanpalende kruidenier, waarvan de beklaagden ook eigenaar waren, werd afgetrokken.

Zowel op vlak van sanitair als van veiligheid waren de arbeidsomstandigheden ellendig. Ook de loonvoorwaarden waren onwaardig: het loon schommelde tussen de 2,30 en 3,50 euro per uur, ze moesten 7 dagen op 7, 16 à 17 uur per dag werken.

De beklaagden gedroegen zich tegenover de slachtoffers ook gewelddadig en intimiderend. Ook tegenover de kinderen van de slachtoffers waren ze meedogenloos. Zo weigerde een beklaagde een doktersbezoek voor een van de kinderen, die ook niet naar school gingen.

Een burgerlijke partij kreeg als morele schadevergoeding 5.000 euro ex aequo et bono toegewezen en een provisionele som van 56.263,77 euro als vergoeding voor de materiële schade; de drie kinderen van de overleden werkneemster (van wie een meerderjarig is): elk 2.500 euro als morele schadevergoeding en een provisionele som van 31.722,17 euro als vergoeding voor de materiële schade. De laatste burgerlijke partij, de echtgenoot van de overleden werkneemster, kreeg als morele schadevergoeding 5.000 euro en als vergoeding voor de materiële schade, een definitieve som van 127.124,70 euro bruto voor achterstallig loon en 11.099,32 euro als vakantiegeld.

Deze beslissing werd globaal bevestigd door het Hof van Beroep van Luik in een arrest van 8 december 2016.