In deze zaak ging het om het om een Italiaanse beklaagde die de prostitutie van een jonge Albanese vrouw had uitgebuit in Italië en vervolgens op verschillende plaatsen in België.

Bij een verstekvonnis heeft de correctionele rechtbank hem veroordeeld voor mensenhandel met verschillende verzwarende omstandigheden en voor uitbuiting van de prostitutie.

De zaak begon met een klacht van het slachtoffer bij de federale gerechtelijke politie. Zij verklaarde dat ze als jonge studente in Albanië de beklaagde op vakantie in Italië had ontmoet en dat die haar had verleid. Ze besloot toen haar studies stop te zetten. De beklaagde nam vervolgens haar paspoort en identiteitskaart af en dwong haar tot prostitutie, omdat hij zogezegd geldproblemen had. Ze moest zich op straat prostitueren en kreeg klappen als ze weigerde. Zij kwam met valse documenten in België aan en moest een abortus ondergaan. Na haar abortus moest ze zich verplicht prostitueren in bars in Sint-Truiden en Seraing, waarbij zij minstens 500 euro per dag moest opbrengen.

Talrijke onderzoeksopdrachten bevestigden de verklaringen van het slachtoffer.

De beklaagde werd veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, tot een geldboete van 24.000 euro en tot betaling aan het slachtoffer van 307.200 euro schadevergoeding. Ze vroeg ook om haar het bedrag van 4.100 euro toe te wijzen, dat na de controle van het voertuig van de beklaagde in beslag was genomen, maar de rechtbank heeft dit geweigerd. Volgens de rechtbank was het immers niet aangetoond dat dit geldbedrag overeenkwam met een vermogensvoordeel dat is verkregen uit de twee in de dagvaarding genoemde inbreuken, aangezien de som geruime tijd na het einde van de inbreukperiode in beslag was genomen.

Deze beslissing werd opnieuw berecht op 15 november 2022 door het hof van beroep van Luik.