In deze zaak ging het om georganiseerde mensensmokkel binnen het Indische en Iraaks-Koerdische milieu. Het onderzoek werd opgestart na de interceptie van een aantal Indiërs ter hoogte van de parking van Groot-Bijgaarden en leidde naar een Indische organisatie die transporten voor mensen zonder verblijf regelden naar het Verenigd Koninkrijk. De transporten werden hoofdzakelijk ‘met garantie’ georganiseerd.

De slachtoffers waren voornamelijk Indische mannen. Toch waren er ook geregeld minderjarigen onder de slachtoffers. De Indische organisatie maakte gebruik van verschillende routes. Zo liep een van de routes via Nederland naar het Verenigd Koninkrijk. In Nederland werden de slachtoffers in de koffer van een wagen gestopt, om dan het schip naar Schotland te nemen. Daar werden ze opgevangen door een lid van de organisatie.

Een tweede route verliep via een Indische organisatie, waarbij de leider vanuit het Verenigd Koninkrijk opereerde. De passagiers werden opgehaald in Vilvoorde. Veel slachtoffers verbleven rond de Sikhtempel. Overdag konden ze terecht in de tempel, ’s nachts sliepen ze in een loods nabij die tempel. Ze werden overgebracht naar vrachtwagens, waarvan de chauffeur op de hoogte was van het smokkeltraject, en maakte met hem de overtocht naar het Verenigd Koninkrijk.

Een derde route verliep via een vanuit Frankrijk opererende Afghaans-Koerdische organisatie, die zowel op Belgisch als op Frans grondgebied verbleef. De slachtoffers namen de trein vanuit Brussel naar De Panne, waar ze de bus naar Duinkerke namen. Vandaar gingen ze te voet naar Téteghem. Daar verbleven ze in een kamp, de zogenaamde jungle, tot ze door leden van de Koerdische organisatie werden opgehaald met bestelwagens met Britse nummerplaten. Hiermee reden ze terug naar België, naar parkings langs de E40, waar ze in vrachtwagens naar het Verenigd Koninkrijk werden gestoken.

De vierde route werd georganiseerd door een persoon van Russische origine, in samenwerking met een Litouwse organisatie waarvan de chauffeurs met kennis van zaken de slachtoffers laten plaatsnemen in een vrachtwagen om hen naar het Verenigd Koninkrijk te smokkelen.

De rechtbank veroordeelde een Indische bende voor mensensmokkel met verzwarende omstandigheden. De rechter in eerste aanleg sprak gevangenisstraffen uit tussen drie en zes jaar en legde geldboetes op tussen 6.000 en 30.000 euro. Myria, dat zich burgerlijke partij stelde in deze zaak, kreeg een symbolische schadevergoeding van één euro.

Het hof van beroep van Brussel bevestigde dit oordeel, na enkele wijzigingen, met een arrest van 12 maart 2014.