Het artikel 10 van de richtlijn 2004/38/EG schrijft voor dat het verblijfsrecht van derdelanders die familielid zijn van een EU-burger, vastgesteld moet worden door binnen de zes maanden na de aanvraag een verblijfskaart af te leveren die het statuut van ‘familielid’ bewijst. Tot vandaag voorziet de Belgische regelgeving in geen enkele behandelingstermijn voor het visumverzoek gezinshereniging dat ingediend wordt door familieleden van een EU-burger (voor familieleden van derdelanders voorziet de regelgeving wel een behandelingstermijn). Het Centrum beveelt aan dat, conform het arrest nr. 128/2010 van het Grondwettelijk Hof dat deze behandeling discriminerend achtte, wettelijke bepalingen worden aangenomen betreffende de behandelingstermijn voor visumverzoeken gezinshereniging ingediend door familieleden van EU-burgers.