In deze zaak werden twee dossiers samengevoegd. In het eerste dossier werden zes beklaagden vervolgd, waarvan vijf voor criminele organisatie. De hoofdbeklaagde werd vervolgd voor diverse tenlasteleggingen m.b.t. prostitutie, mensensmokkel en mensenhandel met het oog op seksuele en economische uitbuiting tegenover meerdere jonge buitenlandse vrouwen, huisjesmelkerij, misdrijven m.b.t. verdovende middelen en op het gebied van sociaal strafrecht. In het tweede dossier was er slechts één beklaagde, die verstek liet gaan. Deze werd vervolgd wegens deelname aan een criminele organisatie, diverse tenlasteleggingen m.b.t. prostitutie, mensensmokkel en mensenhandel, huisjesmelkerij, inbreuken m.b.t. verdovende middelen en valsheid in geschrifte.

De rechtbank achtte alle tenlasteleggingen tegenover de hoofdbeklaagde bewezen, behalve huisjesmelkerij en bedrieglijke organisatie van onvermogen. Deze beklaagde beheerde een hotel, waar prostituees terecht konden om er hun activiteit uit te voeren. De prostituees hadden toegang tot een kamer gedurende 15 à 30 minuten, wat hen € 10 kostte. De rechtbank oordeelde dat de beklaagde abnormale winst haalde uit de prostitutie door een prijs te eisen die niet per dag was, maar per ‘beurt’ met een klant en voor een heel korte tijd, zonder bovendien de overeenkomstige diensten te leveren. Het hotel was 24u per dag open. De beklaagde van het andere dossier stond in voor het nachtwerk, terwijl de hoofdbeklaagde voor de administratie zorgde en instructies gaf over de klanten en de bezoekuren. Hij bedreigde en intimideerde minstens één prostituee opdat ze zou deelnemen aan groepsseks in het hotel. Het hotel diende ook als ontmoetingspunt voor drugshandel en –verbruik.

De rechtbank achtte de tenlastelegging mensensmokkel tegenover personen die niet uit de Europese Unie komen als bewezen: door ze in zijn hotel te aanvaarden, wetend dat ze geen verblijfsvergunning hadden, maakte de beklaagde hun verblijf op het nationale grondgebied mogelijk en hij deed dit met het oog op het verwerven van huur (rechtstreeks) of van een vermogensvoordeel (onrechtstreeks), waarbij het werk mogelijk was doordat ze ter plaatse verbleven. Bovendien deed hij het slachtoffer dat zich burgerlijke partij had gesteld, werken voor een onwaardig loon met de belofte dat ze een contract zou krijgen. 

De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een criminele organisatie en achtte deze tenlastelegging voor alle beklaagden, op één na, bewezen. De hoofdbeklaagde richtte deze organisatie op met het oog op het gezamenlijke beheer van het hotel, bestemd om de prostitutie van anderen op een constante manier uit te buiten en de drugshandel te vergemakkelijken, zodat de prostituees op deze plaats bleven werken en hij zo het rendement van zijn zaak beter kon verzekeren. Elke beklaagde had een precieze rol: de hoofdbeklaagde leidde de groep, de beklaagde van het tweede dossier had de effectieve leiding in het hotel ’s nachts, een andere stond in voor de administratie, nog een andere hield toezicht op het hotel en stond in voor het innen van de huurprijs van de kamers die ter beschikking van de prostituees werden gesteld. Tot slot had nog een andere beklaagde de taak als politie op te treden in het hotel en de dealers die niet meer ter plaatse mochten blijven, weg te jagen.

De rechtbank achtte ook alle tenlasteleggingen tegenover de beklaagde van het tweede dossier bewezen. Deze beklaagde stond in voor het beheer van het hotel ’s nachts, behalve het beheer van de huisjesmelkers.

Aangezien de redelijke termijn was verstreken, werden de twee hoofdbeklaagden veroordeeld tot twee jaar (voorwaardelijk) en drie jaar gevangenis. De andere veroordeelde beklaagden kregen opschorting van de uitspraak van veroordeling. 

De twee hoofdbeklaagden werden veroordeeld tot het overmaken van een bedrag van € 3.000 aan de burgerlijke partij.