Toch is het opmerkelijk vast te stellen dat over diezelfde periode de issues rond migratie, mensenhandel en mensensmokkel aanzienlijk aan belang hebben gewonnen.

Wij zijn niet alleen van mening dat de wettelijke en reglementaire basis van deze besparing niet in regel is met het wettelijke kader van onze dotatie, maar we stellen ons eveneens vragen wat betreft de verenigbaarheid van deze eenzijdige inperking met de onafhankelijkheid die de wetgever heeft verleend aan het federaal Migratiecentrum (Myria) bij haar creatie op 15 maart 2014.

• Er bestaat een wezenlijk en noodzakelijk verband tussen onze onafhankelijkheid en de wettelijke dotatie, zoals ingeschreven in het koninklijk besluit over Myria. Verschillende wettelijke en reglementaire bepalingen tonen aan dat onze instelling als onafhankelijk werd opgevat en dat de opdrachten waarmee het belast is, vereisen dat het bescherming geniet ten aanzien van budgettaire maatregelen genomen door de federale regering. Dit wordt onderstreept door, onder andere, onze organieke wet, de toekenning van de bevoegdheid van Nationaal Rapporteur in de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel, alsmede de bepalingen die ons een toezichthoudende bevoegdheid toekennen wat betreft het verwijderingsbeleid.

• De door de federale regering in december 2014 besloten besparingen zijn niet reglementair. Ze zijn in elk geval in tegenspraak met het koninklijk besluit van 29 juli 2013 dat een per 1 januari geïndexeerde dotatie van één miljoen Euro garandeert.

• De besparingen hebben een directe invloed op het werk van Myria, dat zich afspeelt in een context die sterk bepaald wordt door vraagstukken als de grondrechten van vreemdelingen en de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel.

Ook al deed de federale regering enkele inspanningen om dat te compenseren, toch werd het principe van die besparing op zich nooit in vraag gesteld, wat schadelijk is voor onze opdrachten.

We delen eveneens mee dat de overheid nieuwe bevoegdheden aan Myria toebedeeld in verband met de richtlijn 2014/54 betreffende het vrije verkeer, zonder de nodige middelen om ze te vervullen, in duidelijke tegenspraak met de vermelde richtlijn.

België moest Richtlijn 2014/54/EU voor 21 mei 2016 omzetten. Deze richtlijn wil een einde maken aan de struikelblokken voor het vrij verkeer van EU-werknemers en hun familieleden. Daarnaast moest ook een einde worden gemaakt aan discriminatie op grond van nationaliteit, en dit in verschillende domeinen zoals werk, onderwijs, huisvesting, fiscaliteit en sociale voordelen. Om dit te bereiken, voorziet de richtlijn in de oprichting of aanduiding van een of meer onafhankelijke instanties om gelijke behandeling te bevorderen en EU-werknemers te steunen. Unia (voor kwesties die onder de bevoegdheid van de gewesten en gemeenschappen vallen) en Myria (voor kwesties die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen) werden als referentie-instanties aangeduid.

Aanbevelingen

- Myria pleit voor een einde aan de lineaire besparingen tegen 2020, en dat het koninklijk besluit van 29 juli 2013 volledig gerespecteerd wordt.

- Unia en Myria vragen de Belgische overheden om de richtlijn 2014/54 nauwgezet om te zetten en om de beide aangeduide raadgevende instanties op een voldoende en duurzame manier te financieren zodat ze hun nieuwe taken kunnen vervullen.

- Myria schat dat deze missie een aanvullende financiering van € 200.000 / jaar vereist.