Sinds 1999 hebben opeenvolgende regeringen de oprichting van zo’n instituut op hun werkprogramma staan. België herhaalde deze belofte in 2011 en 2016 formeel voor de VN-Mensenrechtenraad en deed dat opnieuw namens de minister van Justitie op 27 maart 2015 in zijn Verklaring van Brussel. De minister werkt tegenwoordig samen met de staatssecretaris voor Gelijke Kansen aan plannen voor een onafhankelijk nationaal mensenrechteninstituut. De oprichting hiervan is aangekondigd voor 2019, voor het einde van de legislatuur.

Unia werd onlangs door de Internationale alliantie van mensenrechteninstituten (GANHRI) als nationale mensenrechteninstelling met status B erkend. Ter herinnering: tot 2014 - het jaar van de opsplitsing in Unia en Myria - was het voormalige Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding erkend als mensenrechteninstelling met status B. Als voor het einde van de legislatuur geen nationaal mensenrechteninstituut wordt opgericht, moeten de volgende regeringen en parlementen deze oude belofte waarmaken. Voor Unia en Myria moet een nationaal mensenrechteninstituut de volgende kenmerken hebben:

• rechtspersoonlijkheid;

• eigen middelen en personeel;

• interfederaal statuut door een samenwerkingsakkoord tussen alle entiteiten;

• voldoen aan de Principes van Parijs (mandaat, structuur enz.) zodat het met een status A kan worden erkend;

• rekening houden met de bestaande instellingen die qua statuut en mandaat deels voor mensenrechten verantwoordelijk zijn en hen bij dit instituut betrekken;

• oprichting van het instituut gebeurt in overleg met het maatschappelijk middenveld.

Wat de structuur van het mensenrechteninstituut betreft, zijn Unia en Myria voorstander van het behoud en de consolidering van de bestaande instellingen omdat die leidt tot meer zichtbaarheid en contact met burgers en specifieke doelgroepen. Bovendien blijven hun deskundigheid en specifieke methodes zo behouden.

Een dergelijk instituut komt ook tegemoet aan de uitdaging dat instanties van verschillende beleidsniveaus er op een gelijkwaardige manier aan kunnen participeren. Het mandaat, het statuut en de bevoegdheden van al deze mensenrechteninstellingen moeten helemaal worden erkend. Dit moet gepaard gaan met de oprichting van een mechanisme dat de acties van deze instellingen moet coördineren voor die aspecten die tot de opdracht van een nationaal mensenrechteninstituut behoren. Een dergelijk mechanisme treedt op internationaal vlak op als de spreekbuis van de verschillende instellingen (VNcomités, Raad voor de Rechten van de Mens enz.).