Het betreft een dossier van mensensmokkel met verzwarende omstandigheden met zeven beklaagden, allen met de Iraakse nationaliteit. De feiten die door de rechtbank beoordeeld werden dateerden van januari tot april 2018. Het ging om een groep mensensmokkelaars die heel actief waren op de parkings langs de E17. De dadergroep bleek ook nadien nog bijzonder actief toen de leden ondertussen waren vervangen. De zaak kwam aan het licht nadat in het kader van een Frans onderzoek een bestelwagen was gevolgd door de Franse politie. Vanaf de grens werd de bestelwagen gevolgd door de Belgische politie. De bestelwagen reed zowel die politiewagen als meerdere andere voertuigen aan. De daders konden ontsnappen maar er werden transitmigranten aangetroffen in de laadruimte. De Belgische en de Franse onderzoekers sloten een samenwerkingsovereenkomst.

Het onderzoek werd gevoerd aan de hand van analyses van ANPR (Automatic Number Plate Recognition) en andere camerabeelden, onderzoek van de Facebookprofielen van de beklaagden, observaties, telefonieonderzoek, foto’s op gsm-toestellen, DNA-onderzoek, mastregistratie van telefoons en verklaringen van migranten. De dadergroep bestond vooral uit Irakese Koerden. Ze opereerden vanuit de ‘jungle’ in Calais waar ze de slachtoffers ronselden. De beklaagden maakten gebruik van anonieme Britse simkaarten die vaak werden vervangen. Ook wisselden ze geregeld van telefoon. Ze communiceerden vooral via datacommunicatie. Hierdoor was het moeilijk om oproepnummers te linken aan de daders. Ook afluistermaatregelen leverden zo goed als geen belastende informatie op. Sommige informatie kon worden achterhaald dankzij achtergelaten gsm-toestellen bij intercepties. De identificatie van de beklaagden liep hierdoor moeizaam.

De gebruikte voertuigen wisselden elkaar snel op en hadden vervalste Belgische of Britse nummerplaten. Het tussenschot was meestal verwijderd zodat bij een eventuele interceptie de smokkelaars zich snel onder de transitmigranten konden mengen.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een vereniging. De beklaagden kenden elkaar en ontmoetten elkaar nadien opnieuw in Italië. Ze hadden allemaal een specifieke rol in het systeem, als ronselaar, logistiek ondersteuner, dispatcher, uitvoerder, begeleider of chauffeur. Het lijkt er bovendien op dat zij werden aangestuurd vanuit Irak of Syrië.

De groep bracht vijf keer per week transitmigranten van Frankrijk naar Belgische parkings, om er in vrachtwagens te klimmen die richting het VK reden. Het ging om naar schatting drie tot veertig migranten per nacht. De meeste slachtoffers kwamen uit Syrië of Irak. De slachtoffers betaalden 3.000 tot 4.000 euro voor de overtocht, die ze vaak bekostigden via familie in Koerdistan of via gelden die ze in bewaring gaven in afwachting van de overtocht. In sommige gevallen was het bedrag al betaald nog vóór hun vertrek uit het land van herkomst.

De beklaagden maakten vaak gebruik van koelwagens, wat grote risico’s inhield voor de slachtoffers. Ze waren bedreven in het professioneel demonteren en opnieuw monteren van het slotsysteem. Op die manier bleef een eventuele verzegeling intact, waardoor de indruk werd gewekt dat alles in orde was. Koelwagens worden namelijk aan de grens nauwelijks gecontroleerd wegens de bederfbaarheid van de lading. Ook de transporten naar de snelwegparkings in overvolle bestelwagens hielden gevaar in voor de slachtoffers. De smokkelaars schuwden het geweld en de bedreigingen niet. Een vrachtwagenchauffeur verklaarde dat hij bedreigd werd met een mes toen hij de smokkelaars betrapte. Ze gebruikten ook geweld bij de achtervolgingen door de politie. Ze reden in op de politiewagen of op andere wagens, maakten zich schuldig aan spookrijden op de snelweg, …

Nadat in april 2018 een gewelddadige confrontatie had plaatsgevonden tussen twee groepen smokkelaars werd vastgesteld dat de leden van de dadergroep geleidelijk aan door anderen werden vervangen. De meeste leden verbleven nadien in Italië (Rome). Vandaar dat de incriminatieperiode van dit dossier beperkt was voor de periode tot dit incident.

De rechtbank volgde de redenering van sommige beklaagden niet dat zij zelf transitmigranten waren en in ruil voor smokkelactiviteiten een overtocht naar het VK mochten maken. Dat was geloofwaardig aangezien verschillende beklaagden al in het VK hadden verbleven.

De rechtbank veroordeelde de beklaagden tot gevangenisstraffen van vier, vijf en zes jaar en tot geldboetes tussen 640.000 en 2.480.000 euro. Er werden grote sommen verbeurdverklaard.

Er werd beroep aangetekend tegen deze beslissing.