In deze zaak stonden acht Nigeriaanse beklaagden terecht voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting met verzwarende omstandigheden. Ze maakten hierbij tientallen Nigeriaanse slachtoffers, waaronder ook een minderjarige. Drie slachtoffers, waaronder het minderjarige slachtoffer, stelden zich burgerlijke partij. Ook de vzw’s PAG-ASA en Payoke dienden een burgerlijk partijstelling in.

De feiten kwamen aan het licht door een onderzoek van de lokale politie te Oostende die een afspraak maakte op basis van een advertentie. Uit het onderzoek (o.a. telefoontaps, observaties en verklaringen) bleek al snel dat het om een organisatie ging. Verschillende meisjes werden in de prostitutie gedwongen en moesten een groot deel van hun inkomsten afstaan. De meisjes moesten steeds beschikbaar zijn en de beklaagden legden hen op welke seksuele handelingen ze moesten uitvoeren. De meisjes werden bedreigd met voodoopraktijken. Verschillende meisjes verklaarden ook dat de eerste beklaagde vaak fysiek geweld en psychische dwang gebruikte tegen hen. Dit ging van hardhandig optreden tot een poging tot verkrachting tot het weigeren hen werk te verschaffen indien hij niet exact bekwam wat hij wilde. Ook de andere beklaagden dreigden de slachtoffers af om te betalen.

Een van de beklaagden was vroeger zelf slachtoffer van mensenhandel geweest door dezelfde organisatie. Dit is een gekend fenomeen binnen het Nigeriaans prostitutiemilieu, namelijk prostituees die na enige tijd een relatie aangaan met hun mannelijke pooier en zich op die manier opwerken en op hun beurt andere vrouwen voor zich te laten werken als prostituee.

Er werden huiszoekingen verricht, een onderzoek gevoerd naar verschillende financiële transacties en gsm’s uitgelezen. Op de gsm’s van verschillende beklaagden werden zeer verregaande kinderpornofilmpjes aangetroffen. Volgens de rechtbank bleek duidelijk uit het volledige strafdossier dat het over een bijzonder goed georganiseerd internationaal netwerk ging dat jonge meisjes vanuit Nigeria naar België smokkelde met het oog op exploitatie in de prostitutie. Enkele beklaagden werden ook aangeklaagd voor het smokkelen van Nigeriaanse vrouwen vanuit Nigeria over Italië naar België om hen vervolgens seksueel uit te buiten in de prostitutie en escort business. Ook bij de smokkel werden de vrouwen onderworpen aan voodoorituelen. Een van de slachtoffers kwam in een woning in Libië terecht en werd daar gebruikt als seksslaaf. Een ander slachtoffer was nog minderjarig op het moment van de feiten.

In eerste aanleg werden de acht beklaagden allemaal veroordeeld door de correctionele rechtbank van Brugge in een vonnis van 20 september 2017 tot gevangenisstraffen tussen de achttien maanden met uitstel en negen jaar effectief, samen met geldboetes met uitstel tussen 3 x 8.000 euro en 16 x 8.000 euro. Er werden verschillende overtuigingsstukken en grote sommen verbeurdverklaard. Aan de drie burgerlijke partijen werden er morele schadevergoedingen toegekend van 6.500 euro tot 12.000 euro. Ook de vzw’s PAG-ASA en Payoke stelden zich burgerlijke partij. Aan hen werd elk 2.500 euro toegekend.

Verschillende beklaagden en het openbaar ministerie hadden beroep aangetekend. Het hof van beroep bevestigt de veroordelingen bijna volledig, ook voor de tenlastelegging van mensensmokkel. Het Hof volgde het argument van een van de beklaagden niet dat de smokkel van de meisjes volledig los moest gezien worden van hun latere seksuele uitbuiting. Het Hof meende dat de meisjes net met het oog op seksuele uitbuiting naar België waren gesmokkeld. Het Hof wees ook het argument van de hand dat de meisjes belastende verklaringen zouden hebben afgelegd om zo het statuut van slachtoffer van mensenhandel te bekomen. Een van de beklaagden, de levensgezellin van een andere beklaagde met wie ze ook een kind heeft, kwam in het dossier ook aan bod als slachtoffer. Het Hof meende echter dat dit niet in de weg staat dat zij zich later ook zelf aan de misdrijven schuldig had gemaakt. De schadevergoedingen ten aanzien van de drie burgerlijke partijen werden ook bevestigd. De schadevergoeding voor PAG-ASA en Payoke werden naar billijkheid, bij gebrek aan precieze stukken die de schade kunnen staven, herleid naar een materiele schadevergoeding van 1.500 euro. Volgens het Hof werd de morele schade onvoldoende aangetoond.