Deze zaak betreft een Koerdisch- Palestijnse smokkelbende die personen via Brugge en daarna via de zeehaven van Zeebrugge naar het Verenigd Koninkrijk smokkelde. De feiten dateren van einde 2014 tot begin 2015. De zaak kwam aan het rollen toen de Scheepvaartpolitie in Zeebrugge vluchtelingen aantrof in een vrachtwagen. Na ondervraging van de slachtoffers kwam de politie informatie te weten op basis waarvan een verder gerechtelijk onderzoek gevoerd werd via telefoontap en observaties.

De slachtoffers werden op vrachtwagens richting Zeebrugge geplaatst. Via een Facebook-groep kwamen smokkelaars en vluchtelingen met elkaar in contact. De personen moesten tussen de 1.800 euro voor één poging en 3.500 euro voor meerdere pogingen betalen. Voor 6.000 pond werden bepaalde personen omgekocht om een succesvolle afloop te garanderen.

Twee hoofdbeklaagden werden beschouwd als hoofd van de bende en hadden de smokkelactiviteiten als hoofdbezigheid. De eerste beklaagde is de organisator. Hij besliste wie werd gesmokkeld en tegen welke bedragen. De tweede beklaagde pikte vluchtelingen op en bracht ze naar de snelwegparkings waar hij gepaste vrachtwagens uitzocht. Soms werkte hij ook als chauffeur voor andere smokkelaars. Beiden hadden een zeer minachtende houding tegenover de slachtoffers (ze spraken van ‘dieren’).

Twee andere beklaagden leverden hand- en spandiensten. De ene was automecanicien en zorgde voor tijdelijke huisvesting van de slachtoffers en hij maakte publiciteit voor de smokkelactiviteiten. De andere was tussenpersoon tussen potentiële klanten en die organisator. Hij begeleidde en briefte de slachtoffers. Deze laatste beweerde zelf ook eerder slachtoffer te zijn geweest van smokkelpraktijken. Door zijn precaire verblijfssituatie zou hij de facto gedwongen zijn tot die feiten.

De beklaagden werden vervolgd voor mensensmokkel met verzwarende omstandigheden. De rechtbank veroordeelde de twee hoofdbeklaagden tot gevangenisstraffen van respectievelijk 4 jaar en 5 jaar, en tot hoge geldboetes. De twee andere daders werden vrijgesproken voor enkele verzwarende omstandigheden. Zij kregen elk 1 jaar gevangenisstraf. Er werden ook hoge bedragen en verschillende zaken verbeurdverklaard. Uit het onderzoek bleek dat een deel van het geld naar het thuisland was doorgesluisd.

Myria had zich burgerlijke partij gesteld en kreeg een schadevergoeding van 2.500 euro.

Deze beslissing is definitief.