[Persbericht] Paasakkoord tast het recht op een gezinsleven van vreemdelingen aan
Als operationele partner van UNHCR is Myria ook bezorgd over maatregelen die meer specifiek begunstigden van internationale bescherming treffen, terwijl hun situatie bijzondere aandacht vraagt omwille van de redenen die hen ertoe hebben gedwongen hun land te ontvluchten en die hun beletten daar een normaal gezinsleven te leiden.
Myria heeft zijn bemerkingen over enkele belangrijke aangekondigde wijzigingen overgemaakt aan de leden van de regering en hoopt dat er nog een constructieve dialoog kan worden gevoerd over de kwestie.
De regering heeft aangegeven het referentiebedrag voor de vereiste van stabiele en regelmatige bestaansmiddelen te willen verhogen, naar een bedrag dat netto gelijk is aan 110% van het gewaarborgd minimum maandinkomen, telkens met 10% verhoogd per extra persoon. Bij wijze van voorbeeld, een werknemer die zich wil herenigen met zijn vrouw en zijn twee kinderen zou dan ongeveer 2.745 euro netto moeten verdienen om aan de wettelijke voorwaarden te voldoen.
Myria herinnert eraan dat de Richtlijn inzake gezinshereniging toelaat dat lidstaten om het bewijs verzoeken van stabiele en regelmatige inkomsten “om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden, zonder een beroep te doen op het stelsel voor sociale bijstand van de betrokken lidstaat”. Het Belgische wettelijke kader bepaalt al dat de gezinshereniger moet beschikken over een inkomen dat gelijk is aan 120% van het leefloon, oftewel 2.131,28 euro netto. Dat bedrag ligt al ruim hoger dan de vereisten in de Europese wetgeving en vermijdt dat de betrokkene ten laste van de Staat valt.
De regering heeft aangekondigd dat zij de termijn waarbinnen gezinsleden van vluchtelingen hun aanvraag voor gezinshereniging kunnen indienen zonder aan te moeten tonen dat er aan de materiële voorwaarden (voldoende inkomsten, huisvesting en een ziektekostenverzekering) wordt voldaan wil inkorten van twaalf naar zes maanden.
Ter herinnering, het Europees recht verplicht om soepelere regels te hanteren voor gezinshereniging met vluchtelingen, gezien de redenen die hen ertoe hebben gedwongen om hun land te ontvluchten. Myria vreest dat een dergelijke termijn heel moeilijk te respecteren valt voor gezinsleden van vluchtelingen door de vereiste om de aanvraag in persoon in te dienen bij de diplomatieke post en door de vele obstakels waarmee die laatsten worden geconfronteerd bij het indienen van hun aanvraag (een beroep doen op een gespecialiseerde dienst, het bekomen, vertalen en legaliseren van de documenten, een afspraak bekomen bij de dienstverleners, de reis naar de diplomatieke post, de kosten van de procedure dekken, …).
Voor Myria moet een dergelijke inkorting van de termijn noodzakelijkerwijs gepaard gaan met belangrijke compenserende maatregelen: de mogelijkheid om de aanvraag voor gezinshereniging vanuit België en/of op afstand in te dienen, het bestendigen van de huidige administratieve praktijk waarbij het toegelaten is een dossier onvolledig in te dienen en de verplichting om vluchtelingen te informeren over de voorwaarden voor gezinshereniging en de procedure die moet worden nageleefd na de beslissing tot erkenning als vluchteling.
De regering heeft tot slot aangekondigd de mogelijkheden inzake gezinshereniging met begunstigden van subsidiaire bescherming te willen beperken door een wachttermijn van twee jaar in te voeren vooraleer de aanvraag voor gezinshereniging kan worden ingediend en door hun op te leggen dat zij aan de materiële voorwaarden dienen te voldoen, zoals voldoende inkomsten, huisvesting en een ziektekostenverzekering.
Myria herinnert eraan dat de behoeften inzake humanitaire bescherming bij begunstigden van subsidiaire bescherming en vluchtelingen niet verschillen. Het betreurt dat er nu een onderscheid wordt gemaakt tussen deze beide groepen. De aangekondigde verstrenging rond het bedrag van het vereiste inkomen dreigt bovendien een heel grote impact te hebben gezien de moeilijkheden om zich op de arbeidsmarkt te integreren die specifiek zijn voor deze groep.