[Persbericht] Nieuwe verblijfsprocedure voor staatlozen: veel obstakels
In deze katern worden de cijfers ter zake grondig geanalyseerd en worden enkele markante topics aangekaart op het vlak van internationale bescherming in 2023 en in 2024. Daarbij wordt eerst het Migratie- en asielpact van de EU beknopt voorgesteld. De teksten werden in mei 2024 gepubliceerd na het politieke akkoord van eind 2023. Het Pact moet binnen de twee jaar geïmplementeerd zijn. Vervolgens analyseert Myria een langverwachte wet: de nieuwe specifieke verblijfsprocedure voor sommige staatlozen. In het laatste deel van zijn katern buigt Myria zich – noodgedwongen – opnieuw over de opvangcrisis voor verzoekers om internationale bescherming.
Nieuwe verblijfsprocedure voor staatlozen: disproportionele voorwaarden en ongerechtvaardigde verschillen in behandeling tussen vluchtelingen en staatlozen
In februari 2024 heeft het parlement eindelijk een wet aangenomen die voorziet in een nieuwe verblijfsprocedure voor sommige staatlozen. België had tot voor kort immers geen specifiek verblijfsrecht voor staatlozen. Ruim veertien jaar zijn er verstreken vooraleer de regering en het parlement de verplichting hebben nageleefd om dat verblijfsrecht te creëren, wat sinds 2009 werd opgelegd door het Grondwettelijk Hof. Die wet kent sommige staatlozen een verblijf toe dat niet langer afhangt van de discretionaire bevoegdheid van de administratie. Begunstigden van dat verblijf kunnen gezinshereniging verkrijgen onder dezelfde voorwaarden als erkende vluchtelingen, wat een verschil in behandeling voorkomt en hun recht op een gezinsleven beter garandeert. Maar gelet op de strikte voorwaarden waaraan die nieuwe verblijfsprocedure voor staatlozen onderworpen is, dreigen veel betrokkenen er geen toegang toe te hebben, met inbegrip van de personen aan wie de rechtspraak tot op heden wel een verblijfsrecht toekende. Voor veel staatlozen werpt deze hervorming dus obstakels op die voordien niet bestonden. De wet bevat trouwens danig veel ongerechtvaardigde verschillen in behandeling in vergelijking met vluchtelingen en verzoekers om internationale bescherming en biedt staatlozen minder procedurele garanties. Zo hebben personen die een verblijf als staatloze aanvragen geen recht op een persoonlijk onderhoud, in tegenstelling tot asielzoekers. Dat onderhoud is immers facultatief: de administratie is helemaal niet verplicht om de betrokkene te horen, ook niet voor ze een advies uitbrengt of een negatieve beslissing neemt.
De opvangcrisis, die in oktober 2021 begonnen is, heeft zich voortgezet in 2022, in 2023 en in 2024. Ook nu, bij de publicatie van deze katern, laat deze crisis zich nog sterk voelen.
Door die aanhoudende situatie vergroot de verantwoordelijkheid van de overheden, de inspanningen van vele actoren ten spijt. Die overheden schenden hun verplichtingen om zowel de menselijke waardigheid als de rechtsstaat te respecteren. In een beslissing die werd bekrachtigd door het Hof van Cassatie, het hoogste rechtscollege van de rechterlijke orde, zijn de rechters van mening dat Fedasil “duidelijk de [opvang]wet van 12 januari 2007 geschonden heeft, die oplegt om op een welbepaalde manier te handelen”, en dat er in deze crisis “geen sprake is van overmacht of elke andere rechtvaardigingsgrond”.
Het lijdt volgens Myria geen twijfel dat heel veel alleenstaande mannen, die gedurende lange tijd (soms tot negen maanden) afhankelijk zijn van liefdadigheid of op zichzelf zijn aangewezen om in hun huisvesting en basisbehoeften te voorzien, een vernederende behandeling ondergaan waarvoor de Belgische overheden verantwoordelijk zijn. Zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het formuleerde, het verbod op onmenselijke of vernederende behandelingen dat is verankerd in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens “is een waarde van de beschaving die nauw verband houdt met het respect voor de menselijke waardigheid” en, gelet op “het absolute karakter ervan”, “kunnen de factoren in verband met een groeiende instroom van migranten de verdragsluitende staten niet van hun verplichtingen ontslaan”. Het Hof heeft al een morele schadevergoeding toegekend in een soortgelijke zaak tegen Frankrijk.
In 2023 heeft het Hof België in de zaak-Camara veroordeeld om maatregelen te nemen die een einde zouden stellen aan het systematisch niet-uitvoeren van rechterlijke beslissingen inzake opvang. Die maatregelen blijken een jaar later tekort te schieten aangezien de crisis verergerd is. In de katern die vandaag verschijnt herinnert Myria aan de aanbevelingen uit de tussenkomst die het samen met het FIRM (Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de Rechten van de Mens) heeft overgemaakt aan het Comité van ministers van de Raad van Europa, dat belast is met de opvolging van die veroordeling. De federale overheid moet immers alle nodige maatregelen nemen om een einde te stellen aan de aanhoudende humanitaire crisis, zo nodig in samenwerking met andere bestuursniveaus (deelstaten, Europese Unie, …).
In zijn analyse van de cijfers rond internationale bescherming stelt Myria een lichte daling vast van het aantal personen dat in 2023 een eerste verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in België ten opzichte van het jaar voordien (29.589 in 2023 tegenover 32.219 in 2022, of -8%). Dat aantal stijgt daarentegen binnen de EU-27 (+20%), door een sterke toename in Duitsland, maar ook in Spanje, Italië en Griekenland.
In 2023 zijn de voornaamste nationaliteiten van de verzoekers om internationale bescherming (eerste verzoek) in België: Syriërs (4.009), Palestijnen (2.963) en Afghanen (2.534).
Het aantal beslissingen van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) is toegenomen tussen 2022 en 2023. Het aandeel positieve beslissingen (ook “beschermingsgraad” genoemd) van zijn kant is stabiel gebleven (43,5%). Naar aanleiding van die beslissingen hebben 12.355 personen de vluchtelingenstatus gekregen in België en 424 personen subsidiaire bescherming. Onder de personen die een negatieve beslissing gekregen hebben, zijn er veel Afghanen.
Naast de cijfers inzake internationale bescherming stelt Myria ook de cijfers voor inzake de tijdelijke bescherming die wordt toegekend aan personen die het conflict in Oekraïne ontvluchtten. In 2023 heeft de Dienst Vreemdelingenzaken 15.626 attesten van tijdelijke bescherming afgeleverd, tegenover 63.356 in 2022. Eind februari 2024 telde de EU-27 meer dan 4 miljoen begunstigden van tijdelijke bescherming, onder wie 76.730 personen in België, dat is 2% van het totaal binnen de EU. Duitsland (30%) en Polen (23%) vangen meer dan de helft van hen op.