13.105 personen hebben in 2020 een eerste verzoek om internationale bescherming in België ingediend, ongeveer de helft minder dan in 2019 (-44%). 

De sterke daling van het aantal in 2020 geregistreerde eerste verzoeken ten opzichte van 2019 is te wijten aan de gezondheidssituatie ten gevolge van de COVID-19-pandemie. Vanaf de maand maart was het aantal verzoeken om bescherming in vrije val, met amper 172 eerste aanvragen in de maand april.

34% van de definitieve beslissingen gaf in 2020 aanleiding tot de toekenning van een internationale beschermingsstatus. Bij deze 4.588 dossiers ging het om 5.836 personen:

  • 4.888 vluchtelingenstatussen
  • 948 subsidiaire beschermingen

De erkenningsgraad is de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald. Vooral tussen 2018 en 2019 is er een gevoelige daling, van 49% naar 37%. In 2020 is de beschermingsgraad opnieuw licht gedaald tot 34%. Terwijl tussen 2015 en 2017 minstens de helft van de beslissingen resulteerde in een vorm van bescherming was dat in 2020 nog maar een derde. 

Het aantal personen van wie het verzoek als onontvankelijk wordt beschouwd is tussen 2019 en 2020 relatief stabiel gebleven. Van de onontvankelijke verzoeken in 2020 gaat het bij een derde om verzoeken waarvoor de beschermingsstatus in een EU-land al is toegekend (1.214), een cijfer dat is gestegen ten opzichte van 2019 (1.097).

De onontvankelijke beslissingen buiten beschouwing gelaten, bedraagt de beschermingsgraad 47,3%.

Syriërs, Afghanen en Irakezen maken in 2019 samen meer dan de helft uit van de begunstigden van een beschermingsstatus in Europa.

Achter de gemiddelde beschermingsgraad van 35% gaan grote verschillen schuil naargelang van de nationaliteit van de verzoekers om internationale bescherming.

In 2020 vonden 454 effectieve Dublintransfers plaats vanuit België naar een ander Europees land (uitgaande transfers), ten opzichte van 346 inkomende Dublin-transfers.

  • In 2020 was er een verdere daling van de effectieve uitgaande en inkomende transfers in vergelijking met de jaren voordien.
  • De effectieve inkomende transfers (naar België) waren hoofdzakelijk afkomstig uit Frankrijk (34%) en Duitsland (31%).
  • De effectieve uitgaande transfers gingen hoofdzakelijk naar Duitsland (31%), Frankrijk (21%), Nederland (13%) en Italië (10%).