Correctionele rechtbank van Brugge, 14 december 2022, nr. 2508
De correctionele rechtbank van Brugge deed uitspraak over het verzet tegen een vonnis van 23 juni 2021.
In deze zaak stonden vijf beklaagden met de Iraanse of een onbekende nationaliteit terecht. Meerderen onder hen woonden in Duitsland. Twee van hen verschenen niet op hun proces.
In mei 2020 werd bij twee beklaagden door de afdeling mensenhandel en mensensmokkel van de federale gerechtelijke politie materiaal bestemd voor mensensmokkel gevonden in hun auto. Uit informatie van de Duitse politie bleek dat ook andere beklaagden waren aangetroffen met dergelijk materiaal in hun auto. Een van de boten van de beklaagden was al eerder onderschept door de Britse kustwacht. De Duitse politie meldde dat meerdere buitenboordmotoren in een bepaalde sportwinkel waren aangekocht. In een andere winkel waren meerdere boten aan dezelfde persoon verkocht. Op de mobiele telefoons van de beklaagden vond de politie foto’s van boten en zwemvesten. Een van de beklaagden kocht al lange tijd boten en motoren en organiseerde smokkelactiviteiten, ook samen met Vietnamezen. Uit het onderzoek bleek dat hij tussen augustus en september 2020 voor 10.000 euro aan boten had gekocht in een winkel. De beklaagden werkten samen met iemand in Calais die slachtoffers ronselde om hen tegen betaling in rubberboten het Verenigd Koninkrijk binnen te smokkelen. De boten verkeerden niet in voldoende goede staat voor een volledige oversteek. De rechtbank beoordeelde de feiten in het licht van het onderzoek met de ANPR-camera, de retro-zoller-resultaten, het uitlezen van de in beslag genomen mobiele telefoons, inclusief WhatsApp-gesprekken, de foto’s van rubberboten en buitenboordmotoren en van Google Maps op hun telefoons, het feit dat sommige beklaagden waren betrapt in een auto met smokkelmateriaal, en de ongeloofwaardige en tegenstrijdige verklaringen van de beklaagden. De rechtbank oordeelde dat de feiten vaststonden en dat de beklaagden duidelijk deel uitmaakten van een criminele organisatie. Ze kregen gevangenisstraffen van zes tot twaalf jaar en boetes van 96.000 tot 240.000 euro. De derde beklaagde, die naar Iran was teruggekeerd, werd bij verstek veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf en tot een boete van 240.000 euro. Hij tekende verzet aan tegen het vonnis. Tijdens een verhoor verklaarde hij dat hij een vluchteling en een slachtoffer was en dat hij voor een opdrachtgever had gewerkt om gratis de oversteek naar Engeland te kunnen maken.
In een verzetsvonnis van 14 december 2022 oordeelde de correctionele rechtbank van Brugge dat de beklaagde het hoofd was van de supranationale criminele organisatie, aangezien hij instond voor de contacten met de bootbestuurders, het doorgeven van locaties, het begeleiden van slachtoffers naar de stranden, het controleren van de betalingen en het werven van handlangers om voor hem te werken. Uit de analyse van de WhatsApp-gesprekken bleek dat de eerdere beklaagden onder zijn gezag stonden en dat hij de echte beslissingsbevoegdheid had.
De rechter hield rekening met het feit dat er bij de mensensmokkel eveneens minderjarige slachtoffers betrokken waren. De incriminatieperiode werd herzien op grond van zijn terugkeer naar Iran vanaf juni 2020. Uiteindelijk veroordeelde de rechtbank hem tot negen jaar gevangenisstraf en tot een boete van 80.000 euro voor mensensmokkel met verzwarende omstandigheden, in het bijzonder ten aanzien van minderjarigen. Daarnaast sprak de rechtbank een ontzetting uit de rechten uit.
Er werd uiteindelijk beroep aangetekend tegen het eerste vonnis van 23 juni 2021. Bij de beroepsprocedure waren nog maar drie beklaagden van de oorspronkelijke vijf betrokken, twee met de Iraanse en een met de Duitse nationaliteit. Deze zaak werd opnieuw behandeld door het hof van beroep van Gent op 9 maart 2022.