Slachtofferstatuut
In België kunnen slachtoffers van mensenhandel die samenwerken met de gerechtelijke instanties sinds de jaren 1990 een specifiek verblijfsstatuut krijgen. Dat zogenaamde slachtofferstatuut steunt op een broos evenwicht tussen enerzijds de wil om de slachtoffers te beschermen en hun een zeker toekomstperspectief te bieden en anderzijds de noodzaak om efficiënt tegen de netwerken op te treden.
- slachtoffers van mensenhandel
- slachtoffers van mensensmokkel mét verzwarende omstandigheid, zoals slachtoffers tegen wie geweld werd gepleegd of van wie het leven in gevaar werd gebracht
De slachtoffers moeten aan drie basisvoorwaarden voldoen om in het slachtofferstatuut te kunnen stappen:
- breken met het netwerk waarin ze uitgebuit werden
- begeleid worden door een erkend en gespecialiseerd opvangcentrum voor de opvang en begeleiding van slachtoffers van mensenhandel
- een klacht indienen of verklaringen afleggen tegen de personen of de netwerken van mensenhandelaars die hen hebben uitgebuit
In de praktijk verloopt de procedure in vier grote luiken.
1. Detectie en identificatie
De eerstelijnsdiensten op het terrein spelen hier een cruciale rol: ze detecteren en identificeren het slachtoffer als slachtoffer van mensenhandel. Ze geven informatie en verwijzen door naar een gespecialiseerd onthaalcentrum. Het vermoedelijke slachtoffer krijgt 45 dagen bedenktijd (onder de vorm van een voorlopig verblijfsdocument (bijlage 15)). Op die manier kan het breken met de veronderstelde daders en bij een gespecialiseerd slachtoffercentrum aankloppen. De slachtoffers hebben dan de keuze: een klacht indienen of terugkeren naar hun herkomstland.
Is het slachtoffer een niet-begeleide minderjarige vreemdeling (NBMV)? Dan krijgt het onmiddellijk een verblijfsdocument van drie maanden.
2. Voorlopig verblijf
Legt het slachtoffer in de loop van de 45 dagen een verklaring af of dient het een klacht in, dan krijgt het een tijdelijk verblijfsdocument: een attest van immatriculatie (AI). Dat is drie maanden geldig. Het slachtoffer moet verder worden begeleid door een gespecialiseerd centrum en mag werken.
3. Verlengd verblijf
Afhankelijk van hoe het onderzoek verloopt, kan het verblijf worden verlengd op vier voorwaarden:
- het parket of het arbeidsauditoraat beschouwt de persoon als een slachtoffer van mensenhandel of van een verzwarende omstandigheid van mensensmokkel;
- het gerechtelijk dossier is nog altijd aan de gang;
- het slachtoffer toont een duidelijke wil tot samenwerking met het gerecht en heeft alle banden met de uitbuiters verbroken;
- het slachtoffer maakt geen gevaar uit voor de openbare orde of nationale veiligheid.
Zijn deze voorwaarden vervuld? Dan krijgt het slachtoffer een verblijfstitel van zes maanden (bewijs van inschrijving in het Vreemdelingenregister) dat met zes maanden verlengd wordt zolang de gerechtelijke procedure loopt.
4. Verblijf van onbepaalde duur
Als de klacht of de verklaringen tot een veroordeling hebben geleid op basis van de wet op de mensenhandel, dan krijgt het slachtoffer een verblijfstitel van onbepaalde duur. Dat kan ook als de veroordeling wordt uitgesproken op basis van een andere wetgeving, maar het parket in zijn requisitoir het element mensenhandel heeft weerhouden én als de klacht of de verklaringen betekenisvol waren voor de gerechtelijke procedure.
In de volgende gevallen kunnen de voorlopige verblijfsdocumenten van het slachtoffer worden ingetrokken of niet worden verlengd:
- het slachtoffer neemt actief, vrijwillig en uit eigen beweging opnieuw contact op met de personen die hem uitgebuit hebben
- het slachtoffer vormt een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid
In de volgende gevallen kunnen in een later stadium van de procedure de verblijfstitels van zes maanden ingetrokken of niet verlengd worden:
- het slachtoffer werkt niet meer mee
- de gerechtelijke autoriteiten beslissen om de procedure te beëindigen
- de medewerking van het slachtoffer is frauduleus of zijn klacht is frauduleus of ongegrond
Wettelijke basis
Sinds het koninklijk besluit van 27 april 2007 wordt deze procedure gedetailleerd in de vreemdelingenwet van 15 december 1980, die gewijzigd werd door een wet van 15 september 2006 (artikels 61/2 tot 61/5). De uitwerking van deze procedure staat in de omzendbrief van 23 december 2016, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 maart 2017. Deze vervangt de omzendbrief van 26 september 2008. Nog eerder werden de voorwaarden voor de aanvraag en het verkrijgen van deze verblijfstitels omschreven in de omzendbrief van 1994 en in de richtlijnen van 1997 (gewijzigd in 2003).
De Europese richtlijn 2004/81/EG betreft de verplichting, voor alle lidstaten, om in hun wetgeving de toekenning op te nemen van specifieke verblijfsdocumenten voor onderdanen van niet-EU-landen die slachtoffer zijn van mensenhandel en die met de bevoegde overheden samenwerken. De lidstaten kunnen, zonder daartoe verplicht te zijn, ook zo’n systeem invoeren voor personen die geholpen werden bij hun onwettelijke immigratie.